Tijdens zijn zitting van 22 februari hield het EESC een debat waarin erop gewezen werd dat bedrijven steeds meer moeite hebben om goed geschoolde arbeidskrachten aan te trekken en dat er snel op alle niveaus een brede vaardighedenstrategie moet komen. 

Het debat vond plaats ter gelegenheid van het Europees Jaar van de Vaardigheden en in verband met de goedkeuring van het EESC-advies Ondersteuning van ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Tot de deelnemers behoorden Stefano Scarpetta, directeur Werkgelegenheid, Arbeid en Sociale Zaken van de OESO, Marianna Panebarco, vicevoorzitter van SMEunited, en Juan Antonio Pedreño, voorzitter van Social Economy Europe.

Bij de opening van het debat zei EESC-voorzitter Christa Schweng: “In de nasleep van de pandemie is door de versnelde digitalisering, de vergroening en de veranderende werkorganisatie gebleken hoe belangrijk bij- en omscholing van werknemers is om hun inzetbaarheid en productiviteit op peil te houden, vooral in onze vergrijzende samenleving.”

De sprekers spraken de hoop uit dat het Europees Jaar van de Vaardigheden geen dode letter zal blijven, maar zal uitgroeien tot een instrument om levenslang leren, opleiding en omscholing te bevorderen.

Zij wezen op allerlei problemen met opleidingen, zoals de beperkte deelname van werknemers door onder meer tijd- of geldgebrek, of opleidingen die niet aansluiten bij de behoeften van bedrijven. 

De nadruk lag op de essentiële rol die de sociale partners kunnen spelen door aan te dringen op de erkenning van vaardigheden en zo mensen te helpen inzetbaar te blijven. Ook de rol van de sociale dialoog, als onmisbaar instrument om behoeften in kaart te brengen en vaardigheden op de werkplek te ontwikkelen, werd onderstreept.

Net als in het EESC-advies ging in het debat de aandacht speciaal uit naar kleine en middelgrote ondernemingen, omdat zij nu al moeite hebben om geschoolde arbeidskrachten te vinden of op maat gesneden opleidingsprogramma's aan te bieden. 

“De transformatie van de Europese arbeidsmarkt vereist een goed inzicht in het soort vaardigheden dat nodig zal zijn bij toekomstige veranderingen op de arbeidsmarkt, ook in het midden- en kleinbedrijf”, aldus Mariya Mincheva, rapporteur van het EESC-advies. 

In het advies wijst het EESC erop dat een leven lang leren een integraal onderdeel moet zijn van bredere economische groeistrategieën en herstel- en veerkrachtplannen. Het is ook van mening dat kleine en middelgrote bedrijven moeten worden aangemoedigd om in netwerken met elkaar samen te werken en, in reactie op de uitdagingen die samenhangen met de dubbele transitie, hun capaciteiten te bundelen.

Uit schattingen blijkt dat 128 miljoen Europeanen zich zullen moeten bij- en omscholen om actief te kunnen blijven op de arbeidsmarkt. Laaggeschoolde werknemers, wier banen heel gemakkelijk te automatiseren zijn en daarom het meest gevaar lopen, nemen het minst deel aan opleidingen: hun participatie bedroeg in een bepaalde periode slechts 4 % in de EU27. 

De participatie van volwassenen in het algemeen is ook gering: slechts 11 % volgde in een bepaalde periode een opleiding. Werknemers in de leeftijdsgroep 25-34 jaar volgen het vaakst een opleiding, met een participatiegraad van 22 %, tegenover slechts 8 % voor alle leeftijdsgroepen tezamen. (ll)