In een nieuw pakket adviezen stelt het EESC dat de hele waardeketen van halfgeleiders moet worden versterkt, ook de laatste productiestadia, waarin COVID-19 cruciale lacunes aan het licht heeft gebracht.

Tijdens zijn zitting in juni heeft het EESC een pakket adviezen over de Chipverordening voor Europa goedgekeurd. Het EESC noemt de voorstellen van de Commissie een zeer goed initiatief om de tijdens COVID-19 geconstateerde tekorten aan te pakken, maar wijst er wel op dat de Commissie op bepaalde gebieden nog verder moet gaan. 

Wil de Europese industrie in strategisch opzicht veerkrachtig worden, dan is het allereerst zaak dat de hele halfgeleidersector in ogenschouw wordt genomen: “Het “van lab naar fabriek”-beginsel van de Commissie schiet tekort, want de waardeketen houdt niet op bij de fabricage”, benadrukt Heiko Willems, rapporteur van het EESC-advies over de Europese chipverordening.

Het EESC wijst erop dat de latere productiestadia – behuizing, testen en assemblage – niet voldoende aandacht krijgen. “Europese producten gaan soms naar Zuidoost-Azië voor hun behuizing en worden dan weer terug naar Europa verscheept: op die manier bereik je geen strategische autonomie, getuige de problemen die we de afgelopen jaren hebben ondervonden”, aldus Dirk Bergrath, rapporteur van het EESC-advies over het Europese ecosysteem van halfgeleiders (Chipwet).

Maar Europa moet wel open blijven, want de chipssector is een van de meest geglobaliseerde waardeketens ter wereld. Een gesloten waardeketen zou economisch gezien geen zin hebben. De juiste aanpak is volgens het EESC om een evenwicht te vinden tussen het versterken van de capaciteiten van Europa en het versterken van partnerschappen met gelijkgezinde landen. 

Om het tekort aan halfgeleiders te verminderen moet de EU op een aantal fronten in actie komen: toegang tot grondstoffen, O&O-faciliteiten, intellectuele eigendom, technologische knowhow en geschoolde arbeidskrachten. Hiervoor zijn omvangrijke investeringen en steun van de publieke sector nodig. De Commissie is voornemens de komende jaren 43 miljard euro te investeren. Een groot deel van deze middelen is echter al gereserveerd voor andere programma’s, zoals Horizon Europa en Digitaal Europa, en zal alleen maar worden omgeboekt. 

“Waar blijft het verse geld voor de industrie?”, vraagt Stoyan Tchoukanov, rapporteur van het EESC-advies Gemeenschappelijke Onderneming “Chips”. “Vergelijk dat eens met de VS, die in de periode 2021-2026 52 miljard USD investeren, en met China, dat van plan is tot 2025 150 miljard USD te investeren. Zelfs een kleiner land als Zuid-Korea wil tot 2030 450 miljard USD investeren. 

De EU zal extra overheidsmiddelen moeten zien te vinden en het EESC dringt er bij de Commissie op aan om haar investeringsplannen nader uit te werken. Er zullen ook meer particuliere investeringen nodig zijn om 43 miljard euro bijeen te kunnen brengen. 

Volgens de Commissie mag de staatssteun voor baanbrekende faciliteiten, d.w.z. faciliteiten die in Europa nog niet bestaan, tot 100 % van de financieringskloof bedragen, zodat technologiesectoren die vanwege geopolitieke ontwikkelingen of gezien hun strategische belang bijzonder kwetsbaar zijn de nodige steun krijgen. 

“We zijn het er allemaal over eens dat projecten ook met overheidsgeld moeten worden gefinancierd, aangezien we in Europa in bepaalde opzichten sterk afhankelijk zijn en capaciteit tekort komen waar we er juist extra behoefte aan hebben”, aldus de drie rapporteurs, “maar bij 100 % staatssteun gaan de alarmbellen af, want dan kun je ook met projecten komen die niet echt haalbaar zijn.” De economische levensvatbaarheid van zulke faciliteiten moet worden gewaarborgd, althans op middellange termijn, zonder subsidiewedloop, zonder overcapaciteit en zonder marktverstoringen.