Jayant Narayan, van het Economisch Wereldforum, wees op deze cijfers in een debat over kunstmatige intelligentie (KI) tijdens de julizitting van het Europees Economisch en Sociaal Comité. Uit concurrentieoverwegingen moet Europa volgens hem investeren in middellange- en langetermijnmaatregelen om een ecosysteem te creëren waarin KI kan gedijen.

Tijdens de laatste zitting van het EESC voor het zomerreces werd een debat gehouden over Artificiële intelligentie, echte waarden en de digitale toekomst met Jayant Narayan, leider van de Global AI Alliance van het Economisch Wereldforum.

Over de uitdagingen waarmee het midden- en kleinbedrijf te maken heeft zei Jayant Narayan dat zich weliswaar nieuwe oplossingen aandienen zoals no-code AI, waarmee bedrijven en particulieren aan KI-oplossingen kunnen werken zonder volledig opgeleide datawetenschappers in dienst te hebben, maar dat dit geen wondermiddel is. Er is volgens hem ook een beleid voor de middellange en lange termijn nodig waarbij kleine en middelgrote bedrijven worden geholpen om zelf de nodige capaciteit voor KI te ontwikkelen. Daarbij komen essentiële zaken zoals vaardigheden kijken, die in het geval van KI en datawetenschap niet van de ene dag op de andere kunnen worden ontwikkeld. Hierbij is een sleutelrol weggelegd voor financiering en ondersteuning van innovatie.

Op de vraag waarom Europa achterloopt op de VS en China zei Narayan dat daar meerdere redenen voor zijn, maar dat overheidssteun en -financiering in ieder geval een grote rol hebben gespeeld – van de opkomst van Silicon Valley tot de goedkeuring onlangs, met steun van Democraten en Republikeinen, van de Innovation and Competition Act, waarmee een bedrag van 250 miljard dollar voor technologie en innovatie gemoeid is.

“Zulke financiering creëert een markt waarin uiteindelijk ook het merendeel van de toponderzoekers en datawetenschappers terecht zal komen. En dit is geen kortetermijnoplossing, maar eerder een visie om op de middellange tot lange termijn een ecosysteem tot stand te brengen dat niet alleen lokale waarde genereert, maar ook leidend wordt”. Hij citeerde recente studies waaruit blijkt dat 18 % van ’s werelds topwetenschappers op het gebied van KI uit Europa afkomstig is, maar dat slechts 10 % van hen in Europa werkzaam is.

Narayan ging ook in op de verhouding tussen KI en het maatschappelijk middenveld en op de vraag of de ontwikkeling van KI echt voor iedereen bedoeld is of eerder de belangen van bepaalde groepen dient.

Onder verwijzing naar studies waaruit blijkt dat tussen de 30 en 40 % van Amazons recente inkomsten te danken zijn aan door KI gegenereerde aanbevelingen aan consumenten, benadrukte Narayan dat KI inderdaad alomtegenwoordig is en dat robuustheid, verklaarbaarheid, vertrouwen en transparantie daarom zo belangrijk zijn. Op het vlak van verklaarbaarheid en veiligheid wordt er vooruitgang geboekt, zij het met geavanceerde oplossingen die waarschijnlijk niet voor iedereen toegankelijk zijn.

Hoewel er “in het veld” genoeg beginselen bestaan, is volgens hem de grootste zorg is of ze ook werkelijk worden toegepast en of de belangen van het maatschappelijk middenveld echt wel worden beschermd. Een betere toepassing zal volgens hem moeten komen van een combinatie van regelgeving van de overheid en regulering door bedrijven. Dankzij overleg tussen bedrijven en de regelgevende instanties zou er meer beweging in de zaak komen, en zal na verloop van tijd het bedrijfsleven misschien zelf wel vrijwillig actie gaan ondernemen.