European Economic
and Social Committee
Een toereikend minimuminkomen — een haalbare weg uit de armoede
Het EESC heeft zijn steun uitgesproken voor het voorstel van de Europese Commissie voor een aanbeveling van de Raad over een toereikend minimuminkomen, en beschouwt dit als een noodzakelijk onderdeel van de inspanningen om armoede te bestrijden en om de EU-doelstelling om het aantal mensen dat met armoede wordt bedreigd tegen het einde van het decennium met ten minste 15 miljoen te verminderen, te verwezenlijken.
In het tijdens de zitting van maart goedgekeurde advies verklaarde het EESC vooral ingenomen te zijn met de toepassing van realistische en niet al te beperkende criteria om iedereen een minimuminkomen ter beschikking te stellen, op een niveau dat mensen een waardig leven garandeert en niemand uitsluit.
Om te garanderen dat de stelsels voor een minimuminkomen over voldoende middelen beschikken, moeten zij ook gelijke tred houden met de inflatie, die in 2023 nog eens met 6,5 % zal stijgen (in de context van de stijging van de kosten van levensonderhoud als gevolg van de recent gestegen voedsel- en energieprijzen). Daarom stelt het EESC voor dat de lidstaten het minimuminkomen jaarlijks evalueren, afhankelijk van de inflatie.
Maatschappelijke organisaties, de sociale partners en welzijnsorganisaties dienen hierop toe te zien.
“Doeltreffende minimuminkomensregelingen kunnen ertoe bijdragen dat de mensenrechten worden geëerbiedigd, dat mensen een waardig leven kunnen leiden, dat zij actief blijven en in de samenleving worden opgenomen en dat zij hoogwaardig werk kunnen vinden”, aldus de rapporteur voor het advies, Jason Deguara, die eraan toevoegt dat zelfstandigen ook volledig recht zouden moeten hebben op een minimuminkomen en andere voordelen.
Rapporteur Paul Soete zei: “Het streven is om het aantal mensen dat met armoede wordt bedreigd in 2030 met ten minste 15 miljoen te hebben verminderd. Op het eerste gezicht lijkt dit streven niet erg ambitieus, maar de richtsnoeren voor de lidstaten en de basis voor een solide methodologie maken het zeker tot een belangrijke stap voorwaarts.
In het algemeen zijn er grote verschillen tussen welvaartsstaten wat betreft het niveau en de samenstelling van het minimuminkomen, en dit is ook het geval in de EU. De arbeidsmarktsituatie van ontvangers van een minimuminkomen verschilt aanzienlijk van lidstaat tot lidstaat.
Geen enkel EU-land zorgt momenteel voor voldoende inkomenssteun voor werkloze gezinnen om het risico van armoede te vermijden. Als gevolg van de voorwaarden voor steun, zoals minimumleeftijd, verblijfsstatus, dakloosheid of gezinssamenstelling, komt ongeveer 20 % van de werklozen hiervoor helemaal niet in aanmerking.
Ook is er het probleem dat het minimuminkomen niet wordt geïnd. Naar schatting zou dit gelden voor 30 à 50 % van degenen die ervoor in aanmerking komen, grotendeels ten gevolge van administratieve lasten. (ll)