European Economic
and Social Committee
Voor miljarden bedrogen: geen klimaatrechtvaardigheid op COP29
De jonge klimaat- en mensenrechtenactiviste Adélaïde Charlier, medeoprichter van Youth for Climate Belgium, licht toe wat er allemaal mis is met het COP29-klimaatakkoord dat onlangs in de Azerbeidzjaanse hoofdstad Bakoe is gesloten. COP29 wordt door velen als een symbool van geschonden vertrouwen en klimaatongelijkheid beschouwd en is voor burgerorganisaties en kwetsbare landen uitgedraaid op een bittere teleurstelling.
De recente COP29-klimaatconferentie in Bakoe heeft de wereld verdeeld achtergelaten. Burgerorganisaties en kwetsbare landen vinden dat hun vertrouwen is geschonden en geven uiting aan hun diepe gevoel van frustratie. Er is weliswaar een akkoord gesloten waarin wordt toegezegd dat er vanaf 2035 een bedrag van 300 miljard USD per jaar beschikbaar zal worden gesteld om ontwikkelingslanden te helpen zich aan te passen aan de klimaatverandering, maar dit is bij lange na niet genoeg om te voldoen aan de dringende behoeften van de landen die het sterkst door de klimaatcrisis worden getroffen.
“Liever geen akkoord dan een slecht akkoord”
Een etmaal voordat er toch nog een overeenkomst uit de bus kwam, zei Harjeet Singh, directeur Global Engagement bij het initiatief voor een verdrag inzake non-proliferatie van fossiele brandstoffen: “Liever geen akkoord dan een slecht akkoord.” Uit zijn woorden bleek al dat de spanning tussen kwetsbare landen, ngo’s en rijkere staten hoog was opgelopen. Op zondag werd dan het ontluisterende resultaat van de conferentie bekendgemaakt, waarbij slechts één financieringsdoel werd vastgelegd: een belofte om vanaf 2035 jaarlijks 300 miljard USD ter beschikking te stellen. Dit bedrag is een lachertje, want het ligt ver beneden wat de kwetsbare landen gezamenlijk hadden gevraagd (1,3 biljoen USD om hun behoeften op het gebied van aanpassing, mitigatie, en verlies en schade te dekken).
Deze overeenkomst is gekoppeld aan de nieuwe collectieve gekwantificeerde doelstelling inzake klimaatfinanciering (NCQG), die bedoeld is om de klimaattransitie in ontwikkelingslanden te financieren. Het thans afgesproken bedrag van 300 miljard USD is drie keer zo hoog is als het in 2009 vastgestelde streefdoel, dat pas in 2022 werd gehaald (twee jaar later dan was overeengekomen), maar is het nog steeds verre van voldoende. Wanneer men de inflatie in aanmerking neemt, komt de toezegging van 100 miljard USD uit 2009 neer op een bedrag van 258 miljard USD vanaf 2035. Zo bezien is er sprake van een reële toename van slechts 42 miljard USD. Dit maakt duidelijk waarom kwetsbare landen opriepen tot “biljoenen in plaats van miljarden”.
De opzet van het voorgestelde klimaatfinancieringsdoel is net zo teleurstellend als het bedrag zelf. Er ontbreekt een specifieke toezegging voor publieke financieringsmechanismen, zoals subsidies, die landen in het Zuiden hard nodig hebben.
Daarnaast zijn er geen subdoelen om mitigatie, aanpassing en het aanpakken van verlies en schade adequaat te financieren. Er ligt een disproportionele nadruk op mitigatie (voornamelijk gefinancierd door multilaterale ontwikkelingsbanken en de particuliere sector), terwijl een duidelijke focus op aanpassing ontbreekt. Hieruit blijkt dat er nog steeds niets is geleerd van 2009: aanpassing wordt nog altijd aanzienlijk ondergefinancierd, en het probleem wordt nog verergerd doordat er geen verantwoording wordt afgelegd en er geen specifieke financiering is voor verlies en schade.
Verlies en schade worden weliswaar genoemd, maar wordt er slechts vaag en oppervlakkig naar verwezen, in plaats van dat ze op betekenisvolle wijze in de overeenkomst zijn opgenomen. Het raamwerk is ook van zodanige aard dat er zwaar wordt geleund op particuliere financiering, waarbij gedacht moet worden aan publiek-private partnerschappen, door overheidsfondsen ondersteunde particuliere investeringen waarbij de risico’s beperkt zijn, en volledig particuliere investeringen, die actief worden aangemoedigd.
Ontkenning van historische verantwoordelijkheid
Afgezien van de ontoereikende financiering heeft het akkoord diepe barsten in de klimaatdiplomatie blootgelegd. Rijkere landen zijn eraan voorbijgegaan dat ze in uiteenlopende mate verantwoordelijk zijn voor de klimaatverandering en hebben een deel van de financiële last doorgeschoven naar kwetsbare landen, die nu al de grootste gevolgen van de klimaatverandering ondervinden. Landen als India, Cuba, Bolivia en Nigeria hebben hun woede geuit en de rijke landen verweten niet te betalen voor hun historische uitstoot van broeikasgassen.
Hierdoor is het vertrouwen naar het nulpunt gedaald en zijn de spanningen opgelopen naar een niveau dat in de geschiedenis van de COP-besprekingen nooit eerder is gezien. De nu toegezegde 300 miljard USD verbleekt bij de 1 biljoen dollar die volgens VN-deskundigen nodig is als minimumbedrag voor investeringen van ontwikkelingslanden (met uitzondering van China) vanaf 2035.
Een slechte deal die onder druk is gesloten
De armste en kwetsbaarste landen ter wereld, waaronder de 45 minst ontwikkelde landen (MOL’s) en 40 kleine eilandstaten, hebben het akkoord uiteindelijk onder enorme politieke druk geaccepteerd. De angst dat er geen enkele deal tot stand zou komen, in combinatie met de vrees dat een toekomstige regering-Trump wellicht weinig goeds zal brengen voor het klimaat, dwong hen tot handelen. Voor velen was het een bitter compromis: er werd akkoord gegaan met onvoldoende financiering, teneinde onmiddellijke hulp veilig te stellen.
De prijs van uitstel
Deze slechte overeenkomst vormt niet alleen een klap voor de diplomatieke betrekkingen, maar zal ook desastreuze gevolgen hebben voor de levens van miljoenen mensen. Kwetsbare landen staan al onder gigantische druk door extreem weer, een stijgende zeespiegel en schaarste aan middelen. Regeringen van rijkere landen moeten beseffen dat het veel goedkoper is om nu te investeren in klimaatbeleid dan te wachten met het betalen van de torenhoge rekening die de natuur voor ons in petto heeft en die alsmaar verder oploopt.
De uitkomst van COP29 wijst ons er eens te meer op dat de klimaatcrisis dringend om krachtdadig optreden en gerechtigheid voor de zwaarst getroffenen vraagt. Zonder ingrijpende toezeggingen zal de kloof tussen het mondiale Noorden en Zuiden jaar na jaar dieper worden, waardoor wereldwijde samenwerking op klimaatgebied fundamenteel wordt ondermijnd.
Met COP30 in het verschiet is het duidelijk dat de strijd voor klimaatrechtvaardigheid nog lang niet gestreden is.
Adélaïde Charlier is een 23-jarige Europese activiste voor klimaatrechtvaardigheid. Ze is vooral bekend als medeoprichtster van Youth for Climate Belgium en meer recent als oprichtster van The Bridge, een organisatie die bruggen slaat tussen jongeren en klimaatpolitiek. Daarnaast staat ze op de Forbes-lijst “30 under 30” voor 2024.