Door Thomas Kattnig

Groene waterstof is een van de bouwstenen van de energietransitie, wat maakt dat de snelle uitrol ervan enorm belangrijk is voor het toekomstige energiesysteem en het economische en sociale welzijn van de EU.

Vele aspecten ervan, zoals vraag, aanbod, infrastructuur en productie op het gebied van waterstof, brengen echter een aantal uitdagingen met zich mee. Waterstof is duur en afhankelijk van de juiste randvoorwaarden. Enerzijds moeten we ons in de eerste plaats richten op het gebruik ervan in moeilijk te elektrificeren sectoren, en als energieopslagmedium. Anderzijds moeten we ervoor zorgen dat de nodige voorwaarden worden geschapen voor een snelle en efficiënte uitbreiding van de waterstofinfrastructuur.

In dit verband zijn met name drie punten van belang:

  1. Er moet worden gezorgd voor de nodige financiering van de infrastructuur. Aangezien de aanleg van vervoersinfrastructuur aanzienlijke kosten met zich meebrengt, moeten de middelen efficiënt worden toegewezen. Dit vereist slimme en geïntegreerde planning, ook over de grenzen heen, en een regelgevingskader dat de nodige investeringen in infrastructuur mogelijk maakt en tegelijkertijd de ecologische duurzaamheid van het energiesysteem als geheel bevordert en de netgebruikers beschermt tegen buitensporige tarieven. Extra lasten voor gasnetwerkgebruikers, doordat zij via kruissubsidiëring meebetalen aan waterstofnetwerken, moeten beslist worden vermeden. Dit is met name van belang omdat de toekomstige gebruikers van de waterstofnetwerkinfrastructuur aanzienlijk verschillen van de huidige gasnetgebruikers. Daarom is het belangrijk om het beginsel “de gebruiker betaalt” zo veel mogelijk toe te passen en er aldus voor te zorgen dat de waterstofinfrastructuur in de eerste plaats wordt gefinancierd door de gebruikers ervan.
  2. Naast voor financiering moet er ook worden gezorgd voor het nodige personeel voor uitbreiding en productie. Naast het creëren van nieuwe kwaliteitsbanen is vooral het herplaatsen van huidige werknemers belangrijk. Dit betekent dat huidige werknemers naar behoren moeten worden opgeleid en om- en bijgeschoold, en dat personeel dankzij goede arbeidsvoorwaarden aan boord moet worden gehouden. Netwerkexploitanten moeten zich bijvoorbeeld houden aan de gebruikelijke collectieve overeenkomsten en de arbeidsomstandigheden moeten worden verbeterd om geschoolde arbeidskrachten aan te trekken. Het EESC dringt daarom aan op een gedegen en efficiënte sociale dialoog in de gassector, zowel op Europees als op nationaal niveau.
  3. Er moet worden gezorgd voor een uniforme, traceerbare en verplichte certificering van waterstof, die via een centrale EU-regeling tot stand komt. Naast milieucriteria moeten deze certificeringsregelingen ook sociale normen garanderen. Deze moeten eerlijke arbeidsvoorwaarden, veilige arbeidsomstandigheden en de naleving van arbeids-, sociale en vakbondsrechten omvatten.

Het EESC dringt er daarom bij de Commissie op aan de waterstofstrategie, die terecht door de Europese Rekenkamer is bekritiseerd, te herzien. In samenwerking met het maatschappelijk middenveld op nationaal en Europees niveau moet er worden gezorgd voor een alomvattende strategie waarin er tegelijkertijd oog is voor certificering, financiering, arbeidsvoorwaarden, stimulansen en consumentenbescherming. Alleen zo wacht de Europese waterstofindustrie een succesvolle toekomst.