In een plenair debat over de toekomst van het EU-handelsbeleid in een veranderende wereld benadrukte het EESC dat alleen een open, eerlijke, inclusieve en duurzame handel kan zorgen voor een veerkrachtig herstel van en voor welvaart voor bedrijven en mensen. Het wees er ook op dat hierbij voor de Wereldhandelsorganisatie een cruciale rol is weggelegd.

Uit de wereldwijde handel blijkt dat het herstel niet overal gelijk is.

De voorzitster van het EESC, Christa Schweng, merkte het volgende op: “Internationale handel moet vrij, eerlijk, duurzaam en voorspelbaar zijn en is van vitaal belang voor ons bedrijfsleven en onze burgers. Duurzame handel is de enige handel die kan zorgen voor een veerkrachtig en duurzaam herstel na de COVID-19-pandemie”.

Tijdens de oktober-zitting had het EESC ambassadeur Jean-Marie Paugam, adjunct-directeur-generaal van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), te gast, die zich verheugd toonde over het feit dat het internationale handelssysteem zich tijdens de pandemie veerkrachtig had getoond. “Aanvankelijk zagen we nog een wildgroei aan handelsbeperkende maatregelen, maar al vrij snel kozen de staten voor samenwerking en faciliterende maatregelen”.

Met het initiatiefadvies De volgende generatie hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling – Herziening van het 15-puntenactieplan”, waar het debat verband mee hield, wil het EESC ervoor zorgen dat een “op waarden gebaseerde handelsagenda” deze keer duidelijk integraal deel uitmaakt van de EU-handelsstrategie.

De rapporteur van het advies, Tanja Buzek, onderstreepte met name dat de hoofdstukken over arbeid en milieu niet volledig voldoen aan de wettelijke vereisten. “We stellen een ambitieuze herziening voor, met een vernieuwde op sancties gebaseerde handhavingsaanpak en scherper toezicht door het maatschappelijk middenveld, waarbij gebruik wordt gemaakt van innovatieve instrumenten en het hefboomeffect voor hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling wordt vergroot.”

“Non aes sed fides” – niet geld maar vertrouwen

De heer Paugam zei prioriteit te willen geven aan het herstel van het vertrouwen in het systeem, dat lange tijd door vele belanghebbenden en staten was ondermijnd. “Wat wij opnieuw moeten opbouwen is in de eerste plaats een minimum aan vertrouwen, want zonder vertrouwen valt er niet te onderhandelen.” Hij voegde er nadrukkelijk aan toe dat het kostbaarste bezit van de WTO “non aes sed fides” was, geen geld maar vertrouwen.

Op basis van een onlangs in Borderlex gepubliceerd artikel van David Henig met drie mogelijke scenario’s voor de WTO – “heropleving, desintegratie of regressie” – koos de heer Paugam voor “wederopbouw”. Daarom moeten de EU en het Europese maatschappelijk middenveld actief bij een en ander worden betrokken, want zoals mevrouw Buzek het formuleerde: “Zonder het maatschappelijk middenveld heeft duurzaamheid geen kans”.

Tot besluit van het evenement zei mevrouw Schweng: “De actieve betrokkenheid van en aanvaarding door het maatschappelijk middenveld, in al zijn geledingen, is een hoeksteen van een duurzaam handelssysteem dat resultaten oplevert voor de mensen”. (at)