De blauwdruk voor een nettonulindustrie vertelt niet hoe we ervoor kunnen zorgen dat de Europese industrie concurrerend blijft en investeringen aantrekt.
Over het geheel genomen kan het EESC zich vinden in het industrieel plan voor de Green Deal en de verordening voor een nettonulindustrie. Wel moet er duidelijker in worden aangegeven welke maatregelen de EU zal nemen om haar vestigingsklimaat aantrekkelijker te maken, haar concurrentievermogen te vergroten en zich te onderscheiden van haar systeemconcurrenten.
“Kennelijk was er iets als de Inflation Reduction Act in de VS nodig om de EU tot actie te bewegen. Daar staan wij erg kritisch tegenover”, aldus Sandra Parthie, rapporteur van het EESC-advies over het industrieel plan en de verordening. “We hadden graag gezien dat de EU eerder stappen had ondernomen. Ze had krachtdadiger en met meer overtuiging moeten reageren, om onze bedrijven en samenlevingen te laten zien dat we echt willen dat Europa relevant blijft als industriële locatie, met goede banen en goede lonen voor werknemers.”
De Europese industrie heeft de afgelopen decennia terrein moeten prijsgeven aan haar belangrijkste concurrenten. Bedroeg het bbp per capita in de EU in de jaren 2000 nog zo’n 70 % van het bbp per capita in de VS, inmiddels ligt het onder de 66 %. Het aandeel van de VS en de EU in de bruto mondiale investeringen is tussen 1999 en 2020 gedaald, respectievelijk van 29 % tot 20 % en van 23 % tot 15 %.
Om deze neerwaartse trend om te buigen beveelt het EESC aan een audit uit te voeren om na te gaan hoe de EU haar waardeketens kan beheersen en verbeteren en buitensporige afhankelijkheden kan vermijden. Het EESC stelt ook voor om alle ontwerpwetgeving van de EU aan een concurrentievermogenstest te onderwerpen.
Het wijst er daarnaast op dat er kordater moet worden opgetreden op het gebied van administratieve rompslomp en afhandelingstermijnen. Zo duurt het te lang voordat subsidiebesluiten worden genomen en de financiering beschikbaar wordt gesteld. Willen we voorkomen dat investeerders hun blik van de EU afwenden, dan moeten alle soorten bedrijven, ongeacht hun grootte, tijdig toegang hebben tot financiering voor zowel exploitatiekosten als kapitaaluitgaven.
Vergunningverlening is een ander aspect waarop het nodige valt aan te merken: in het industrieel plan worden een aantal nettonultechnologieën aangemerkt waarbij projecten sneller een vergunning en meer financiële steun zouden krijgen, terwijl andere sectoren daar meer moeite voor moeten doen.
Het is belangrijk dat met het industrieel plan en de verordening de aandacht niet te zeer wordt toegespitst op het bevorderen van groene technologieën en op het kiezen van vermeende “winnaars”. In plaats daarvan moeten zij de ontwikkeling van een diverse industriële sector met een breed scala aan sectoren bevorderen.
Europa herbergt veel energie-intensieve zware en primaire industrieën die koolstofvrij moeten worden gemaakt en die niet in het industrieel plan zijn opgenomen.
Het versoepelen van de staatssteunregels van de EU is een andere potentiële val, aangezien dit de achterstand kan vergroten van armere lidstaten die niet over de begrotingsruimte beschikken om in de groene transitie te investeren en huishoudens en hun belangrijkste industrieën te ondersteunen. Daarom moet er een serieus debat worden gevoerd over een Europees Soevereiniteitsfonds om de transitie met aanvullende EU-financiering te ondersteunen.
Uit cijfers van de Europese Commissie blijkt dat nettonultechnologie flink wat banen kan opleveren: er zijn 180 000 werknemers nodig voor de productie van waterstofbrandstofcellen, 66 000 voor de productie van zonnepanelen en 800 000 voor de productie van batterijen.
Voorts wordt in het industrieel plan de ontwikkeling van groene vaardigheden gesteund. Het EESC vindt echter dat de ontwikkeling van alle vaardigheden die in de industrie nodig zijn, ondersteund zou moeten worden. Daarnaast zouden de werkvergunningen voor gekwalificeerde werknemers van buiten de Europese Unie gestandaardiseerd en sneller afgegeven moeten worden. (dm)
Minder