Skip to main content
Newsletter Info

EESC info

European Economic and Social Committee A bridge between Europe and organised civil society

FEBRUARY 2025 | NL

GENERATE NEWSLETTER PDF

Beschikbare talen:

  • BG
  • CS
  • DA
  • DE
  • EL
  • EN
  • ES
  • ET
  • FI
  • FR
  • GA
  • HR
  • HU
  • IT
  • LT
  • LV
  • MT
  • NL
  • PL
  • PT
  • RO
  • SK
  • SL
  • SV
Hoofdartikel

Hoofdartikel

Nu de winter schoorvoetend plaats maakt voor de lente, heet het EESC de maand maart welkom met een reeks dynamische evenementen waarbij de stem van jongeren en het maatschappelijk middenveld de volle aandacht krijgt.

Nu de winter schoorvoetend plaats maakt voor de lente, heet het EESC de maand maart welkom met een reeks dynamische evenementen waarbij de stem van jongeren en het maatschappelijk middenveld de volle aandacht krijgt.

De 16e editie van het evenement ‘Jouw Europa, jouw mening’ bijt hierbij het spits af. Op 13 en 14 maart 2025 zullen bijna 100 leden van jongerenorganisaties, nationale jeugdraden en middelbare scholen en 37 leerkrachten uit EU-lidstaten, kandida...Meer

Nu de winter schoorvoetend plaats maakt voor de lente, heet het EESC de maand maart welkom met een reeks dynamische evenementen waarbij de stem van jongeren en het maatschappelijk middenveld de volle aandacht krijgt.

De 16e editie van het evenement ‘Jouw Europa, jouw mening’ bijt hierbij het spits af. Op 13 en 14 maart 2025 zullen bijna 100 leden van jongerenorganisaties, nationale jeugdraden en middelbare scholen en 37 leerkrachten uit EU-lidstaten, kandidaat-lidstaten en het VK deelnemen aan het YEYS-evenement, zoals het algemeen bekend staat. Zij zullen allemaal een unieke ervaring delen en hun stemmen bundelen om vorm geven aan het Europa waarin zij willen leven.

Hun aanbevelingen zouden een paar dagen later, tijdens de tweede editie van de Week van het maatschappelijk middenveld van het EESC, als input kunnen dienen voor op jongeren gerichte discussies en gedeeld kunnen worden met hooggeplaatste vertegenwoordigers van de Europese instellingen.

Na haar veelbelovende start in 2024 vindt de Week van het maatschappelijk middenveld dit jaar plaats van 17 tot 21 maart. Het thema is Versterking van de cohesie en de participatie in gepolariseerde samenlevingen. Door sociale instabiliteit, economische neergang en wijdverbreide ontevredenheid, met name onder degenen die zich niet gehoord voelen en geen aansluiting vinden, is de verdeeldheid in de samenleving verder toegenomen.

Om deze dringende problemen te bespreken zal tijdens de Week van het maatschappelijk middenveld 2025 een breed scala aan belanghebbenden van het maatschappelijk middenveld uit Europa en daarbuiten bijeenkomen. De Week biedt een uniek platform om deel te nemen aan kritische debatten, goede praktijken uit te wisselen en samen oplossingen te ontwikkelen die de sociale cohesie bevorderen en de democratische betrokkenheid versterken.

Dit jaar staan er drie belangrijke initiatieven op de agenda: de organisaties en netwerken van het Europees maatschappelijk middenveld (panels van de EESC-verbindingsgroep), die bespreken hoe een Europese strategie voor het maatschappelijk middenveld voor meer cohesie zou kunnen zorgen; de Dag van het Europees burgerinitiatief (EBI) en de rol hiervan bij het bestrijden van polarisatie; en de ceremoniële uitreiking van de EESC-prijs voor het maatschappelijk middenveld. Het thema van de 15e prijs voor het maatschappelijk middenveld, ter bekroning van uitmuntende initiatieven vanuit het maatschappelijk middenveld, is de bestrijding van schadelijke polarisatie in de Europese samenleving. De winnaars komen uit België, met de maatschappelijke organisatie 'Diversité'; uit Frankrijk, met 'Reporters d’espoirs'; en uit Slowakije, met de 'Slovak Debate Association'. Wie de eerste, tweede en derde prijs heeft gewonnen zal tijdens de ceremonie bekend worden gemaakt!

Onze Week van het maatschappelijk middenveld doet dienst als een platform waarop het maatschappelijk middenveld en burgers zich kunnen uitspreken over belangrijke kwesties – van de steeds grotere uitdagingen van de klimaatverandering, de stijgende kosten van levensonderhoud en de toenemende inkomensverschillen tot de uitslagen van verkiezingen over de hele wereld in 2024 – die stuk voor stuk een vruchtbare bodem bieden voor wijdverbreide polarisatie.

Neem deel aan deze zinvolle gedachtewisseling en grijp de kans om woorden om te zetten in daden. Onze stemmen doen ertoe en zijn hoorbaar zolang we samen optrekken, met een proactieve houding en de bereidheid bij te dragen tot een samenhangender en participatiever Europa. De inschrijving is geopend! Grijp deze kans!

Laurentiu Plosceanu

Vicevoorzitter voor Communicatie 

Minder
Voor in uw agenda

13-14 maart 2025

Jouw Europa, jouw mening! 2025

17-20 maart 2025

Week van het maatschappelijk middenveld 2025

18 maart 2025

Dag van het Europees burgerinitiatief 2025

26-27 maart 2025

EESC-zitting

Ter zake

In de aanloop naar de Internationale Vrouwendag op 8 maart en de 69e zitting van de Commissie voor de Status van de vrouw (UNCSW69) - het belangrijkste mondiale orgaan voor de bevordering van vrouwenrechten - schrijft Maria Nikolopoulou, lid van het EESC en rapporteur van het advies EESC-bijdrage aan de EU-prioriteiten voor de UNCSW69 over de vooruitgang van de Europese Unie op het gebied van gendergelijkheid. Hoewel niet te ontkennen valt dat er al veel vorderingen zijn gemaakt, hebben vrouwen nog steeds niet dezelfde rechten als mannen. Er is nog een grote afstand te overbruggen. De strijd is nog niet gestreden.

In de aanloop naar de Internationale Vrouwendag op 8 maart en de 69e zitting van de Commissie voor de Status van de vrouw (UNCSW69) - het belangrijkste mondiale orgaan voor de bevordering van vrouwenrechten - schrijft Maria Nikolopoulou, lid van het EESC en rapporteur van het advies EESC-bijdrage aan de EU-prioriteiten voor de UNCSW69...Meer

In de aanloop naar de Internationale Vrouwendag op 8 maart en de 69e zitting van de Commissie voor de Status van de vrouw (UNCSW69) - het belangrijkste mondiale orgaan voor de bevordering van vrouwenrechten - schrijft Maria Nikolopoulou, lid van het EESC en rapporteur van het advies EESC-bijdrage aan de EU-prioriteiten voor de UNCSW69 over de vooruitgang van de Europese Unie op het gebied van gendergelijkheid. Hoewel niet te ontkennen valt dat er al veel vorderingen zijn gemaakt, hebben vrouwen nog steeds niet dezelfde rechten als mannen. Er is nog een grote afstand te overbruggen. De strijd is nog niet gestreden.

Minder

Gendergelijkheid: Europa heeft al veel gedaan, maar nog niet genoeg

Door Maria Nikolopoulou

In de aanloop naar de Internationale Vrouwendag en de 69e zitting van de Commissie voor de Status van de Vrouw (UNCSW69) in New York, is het een goed moment om na te denken over wat er is bereikt op het gebied van gendergelijkheid en om deze vorderingen te evalueren. De blik moet ook op de toekomst worden gericht, zodat we verder kunnen gaan op de ingeslagen weg.

Door Maria Nikolopoulou

In de aanloop naar de Internationale Vrouwendag en de 69e zitting van de Commissie voor de Status van de Vrouw (UNCSW69) in New York, is het een goed moment om na te denken over wat er is bereikt op het gebied van gendergelijkheid en om deze vorderingen te evalueren. De blik moet ook op de toekomst worden gericht, zodat we verder kunnen gaan op de ingeslagen weg.

Wat het wettelijke kader betreft, zijn er verbeteringen merkbaar. Er zijn meer...Meer

Door Maria Nikolopoulou

In de aanloop naar de Internationale Vrouwendag en de 69e zitting van de Commissie voor de Status van de Vrouw (UNCSW69) in New York, is het een goed moment om na te denken over wat er is bereikt op het gebied van gendergelijkheid en om deze vorderingen te evalueren. De blik moet ook op de toekomst worden gericht, zodat we verder kunnen gaan op de ingeslagen weg.

Wat het wettelijke kader betreft, zijn er verbeteringen merkbaar. Er zijn meer vrouwen actief op de arbeidsmarkt, ze verdienen meer, ze behalen een hoger opleidingsniveau, zijn beter vertegenwoordigd in de politiek en bekleden meer leidinggevende posities. Maar er zijn grote verschillen tussen de lidstaten. In sommige landen gaat het allemaal wat langzamer.

Zolang structurele ongelijkheden en genderstereotypen blijven bestaan en vrouwenrechten worden beknot, zullen vrouwen ondervertegenwoordigd zijn in het publieke domein, in de politiek en in het STEM-onderwijs, zullen ze kwetsbaar zijn voor online en offline geweld en zullen ze geen toegang hebben tot middelen en kapitaal om ondernemer te kunnen worden. Ze zullen ook kwetsbaarder zijn voor (tijd)armoede en het zal te lang duren voor de loon- en pensioenkloof gedicht is.

Voor verdere vooruitgang draait alles om opleiding, financiering en inzet. We hebben middelen nodig om vrouwen met de juiste vaardigheden uit te rusten voor de rechtvaardige digitale en groene transitie, om nationale actieplannen te financieren die geweld tegen vrouwen bestrijden en training aan te bieden aan al het personeel dat met overlevenden van geweld werkt.

We moeten ondernemerschapsprojecten financieren en betaalbare, toegankelijke en hoogwaardige kinderopvang en ouderenzorg organiseren om de last van onbetaalde zorgtaken van de schouders van vrouwen te halen. Daarnaast moeten we ons sterk inzetten voor het creëren van veilige ruimten, meer vrouwen betrekken bij gemeenteraden, nationale parlementen en het Europees Parlement, en ervoor zorgen dat zij actief deelnemen aan geweldloze conflictoplossing en vredesopbouw. Bij al deze inspanningen moet genderinclusiviteit worden bevorderd.

Bovendien zou een brede Europese strategie voor de Agenda 2030 helpen om gendergelijkheid veel sneller centraal te stellen in het beleid. De duurzameontwikkelingsdoelstellingen moeten als een geheel worden benaderd, niet afzonderlijk.

De EU doet het “goed”. Maar “goed” is niet goed genoeg voor de mannen, vrouwen en meisjes in de EU die de komende jaren strijd moeten leveren om echte gendergelijkheid te bereiken. Het is de taak van het maatschappelijk middenveld om de druk op beleidsmakers op te voeren, zodat er snel vooruitgang wordt geboekt.

Minder

Een vraag voor...

De rapporten van Mario Draghi en Enrico Letta uit 2024 hebben heel wat stof doen opwaaien in de EU en haar lidstaten en zijn richtinggevend geworden voor de koers die Europa moet varen om een levensvatbare toekomst te waarborgen. In zijn advies Evaluatie van de rapporten van Letta en Draghi over de werking en het concurrentievermogen van de eengemaakte markt van de EU beschrijft het EESC het perspectief van het maatschappelijk middenveld op de rapporten en formuleert het aanbevelingen voor dringende maatregelen. Wij hebben de drie rapporteurs van het advies (Matteo Carlo Borsani, Giuseppe Guerini en Stefano Palmieri) gevraagd om nader in te gaan op de voorstellen uit de rapporten die zij van bijzonder belang achten voor de toekomstige welvaart van de EU.

De rapporten van Mario Draghi en Enrico Letta uit 2024 hebben heel wat stof doen opwaaien in de EU en haar lidstaten en zijn richtinggevend geworden voor de koers die Europa moet varen om een levensvatbare toekomst te waarborgen. In zijn advies Evaluatie van de rapporten van Letta en Draghi over de werking en het c...Meer

De rapporten van Mario Draghi en Enrico Letta uit 2024 hebben heel wat stof doen opwaaien in de EU en haar lidstaten en zijn richtinggevend geworden voor de koers die Europa moet varen om een levensvatbare toekomst te waarborgen. In zijn advies Evaluatie van de rapporten van Letta en Draghi over de werking en het concurrentievermogen van de eengemaakte markt van de EU beschrijft het EESC het perspectief van het maatschappelijk middenveld op de rapporten en formuleert het aanbevelingen voor dringende maatregelen. Wij hebben de drie rapporteurs van het advies (Matteo Carlo Borsani, Giuseppe Guerini en Stefano Palmieri) gevraagd om nader in te gaan op de voorstellen uit de rapporten die zij van bijzonder belang achten voor de toekomstige welvaart van de EU.

Minder

Rapporten van Letta en Draghi: niet slechts de krenten uit de pap halen

Door Matteo Carlo Borsani
EESC-groep Werkgevers

De eerste en belangrijkste aanbeveling uit het advies van het EESC is om de aanbevelingen uit de rapporten van Letta en Draghi met spoed ten uitvoer te leggen. Ik ben van mening dat dit op een alomvattende manier moet gebeuren: we mogen niet slechts de krenten uit de pap halen. De rapporten moeten in hun geheel worden geïmplementeerd, zonder er alleen de voorstellen uit te pikken die in ons straatje passen, en zonder de meest kritieke en netelige kwesties, zoals investeringen, uit de weg te gaan. 

Door Matteo Carlo Borsani
EESC-groep Werkgevers

De eerste en belangrijkste aanbeveling uit het advies van het EESC is om de aanbevelingen uit de rapporten van Letta en Draghi met spoed ten uitvoer te leggen. Ik ben van mening dat dit op een alomvattende manier moet gebeuren: we mogen niet slechts de krenten uit de pap halen. De rapporten moeten in hun geheel worden geïmplementeerd, zonder er alleen de voorstellen u...Meer

Door Matteo Carlo Borsani
EESC-groep Werkgevers

De eerste en belangrijkste aanbeveling uit het advies van het EESC is om de aanbevelingen uit de rapporten van Letta en Draghi met spoed ten uitvoer te leggen. Ik ben van mening dat dit op een alomvattende manier moet gebeuren: we mogen niet slechts de krenten uit de pap halen. De rapporten moeten in hun geheel worden geïmplementeerd, zonder er alleen de voorstellen uit te pikken die in ons straatje passen, en zonder de meest kritieke en netelige kwesties, zoals investeringen, uit de weg te gaan. 

Het rapport-Draghi legt duidelijk de nadruk op het concurrentievermogen van de EU als geheel, en ik acht zijn aanbevelingen over het industriebeleid van de EU dan ook van cruciaal belang. Draghi pleit met name voor een industriebeleid waarmee de huidige gefragmenteerde aanpak kan worden overwonnen. Vandaag de dag hebben de 27 lidstaten ieder hun eigen industriebeleid en zitten zij niet altijd op één lijn. Een gezamenlijke Europese inspanning zou de enige manier zijn om de eengemaakte markt te laten profiteren van een dynamisch geheel van fiscale, regelgevende, handels- en douanemaatregelen en financiële prikkels die kenmerkend zijn voor het meest recente industriebeleid van de VS en China.

Dit moet echter hand in hand gaan met een drastische vermindering van de bureaucratische lasten voor bedrijven, zoals Letta terecht aanbeveelt in zijn pleidooi voor “een snelle en vergaande interne markt”. Letta pleit onder meer voor het stroomlijnen van de bureaucratische lasten, het vereenvoudigen van administratieve procedures en andere maatregelen om de administratieve rompslomp te verminderen, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s). In dit verband toont het EESC zich in zijn advies ingenomen met het voorstel van de Commissie om de rapportagelast voor alle bedrijven met 25 % te verminderen en voor kmo’s met ten minste 50 %. Daarnaast is het EESC, voortbordurend op de aanbeveling van Letta om na te denken over een mechanisme dat de medewetgevers zal helpen bij een dynamische effectbeoordeling (DIA), een groot voorstander van het idee om tijdens de wetgevingsprocedure een concurrentievermogenstoets uit te voeren.

Minder

Snel handelen is geboden, maar zonder in te boeten aan kwaliteit

Door Giuseppe Guerini
, groep Maatschappelijke Organisaties van het EESC

Vorig jaar vroegen de Europese Commissie en de Europese Raad Mario Draghi en Enrico Letta verslagen op te stellen over respectievelijk het concurrentievermogen van de EU en de verbetering van de eengemaakte markt. Deze verslagen bevatten een ambitieuze politieke agenda voor de Europese Unie, die dient als routekaart en als ijkpunt ter beoordeling van de inzet en het vermogen van instellingen en beleidsmakers om de toekomst van de EU vorm te geven.

Door Giuseppe Guerini
, groep Maatschappelijke Organisaties van het EESC

Vorig jaar vroegen de Europese Commissie en de Europese Raad Mario Draghi en Enrico Letta verslagen op te stellen over respectievelijk het concurrentievermogen van de EU en de verbetering van de eengemaakte markt. Deze verslagen bevatten een ambitieuze politieke agenda voor de Europese Unie, die dient als routekaart en als ijkpunt ter beoordeling van de inzet en het vermogen van instellin...Meer

Door Giuseppe Guerini
, groep Maatschappelijke Organisaties van het EESC

Vorig jaar vroegen de Europese Commissie en de Europese Raad Mario Draghi en Enrico Letta verslagen op te stellen over respectievelijk het concurrentievermogen van de EU en de verbetering van de eengemaakte markt. Deze verslagen bevatten een ambitieuze politieke agenda voor de Europese Unie, die dient als routekaart en als ijkpunt ter beoordeling van de inzet en het vermogen van instellingen en beleidsmakers om de toekomst van de EU vorm te geven.

De verslagen Draghi en Letta bieden een graadmeter voor de mate waarin instellingen en leiders doeltreffend reageren op de complexe uitdagingen van vandaag.

Het advies dat het EESC over deze verslagen heeft opgesteld is een waardevol instrument om de eerste stappen in de nieuwe beleidscyclus te evalueren. De eerste stap is het op 29 januari door de Europese Commissie uitgebrachte Kompas voor het concurrentievermogen. Daarin staan verschillende hoogprioritaire voorstellen die ook in ons advies aan bod komen, teneinde de concurrentiekloof te dichten, de eengemaakte markt te voltooien, de regelgeving te vereenvoudigen zonder deregulering en te erkennen dat het concurrentievermogen afhangt van mensen en vaardigheden.

Los van de vaststelling dat de EU met een concurrentiekloof kampt, is er echter nog een ander euvel: het gebrek aan concrete maatregelen. Tot dusver heeft de Commissie strategische documenten, mededelingen en toezeggingen gepresenteerd, maar tastbare maatregelen laten nog maanden op zich wachten. Zoals wij in ons advies hebben opgemerkt, moeten de EU-instellingen en de lidstaten daarom ook een debat op gang brengen over de fundamentele regels van de EU en de relevantie van de huidige Verdragen voor het aangaan van de uitdagingen van vandaag, die urgente actie vereisen.

Snel handelen mag niet betekenen dat wordt ingeboet aan kwaliteit. Dat dit mogelijk is, heeft de Europese Commissie in 2020 laten zien toen zij NextGenerationEU op korte tijd optuigde. Vandaag zou de Commissie dezelfde voortvarendheid aan de dag moeten leggen,

op basis van een veelzijdige aanpak: een snelle voltooiing van de eengemaakte markt is cruciaal, maar moet hand in hand gaan met een sterke inzet voor ecologische duurzaamheid, economische welvaart en sociale en territoriale cohesie. Dit zijn immers belangrijke aanjagers van het concurrentievermogen.

Een dergelijke visie vraagt ook om een samenhangend industriebeleid, ondersteund door strategische fiscale en douanestimulansen, dat gefragmenteerde nationale benaderingen overstijgt. Tegelijkertijd is het van essentieel belang de bureaucratische lasten en nalevingskosten te verminderen door middel van slimmere regelgeving en gestroomlijnde administratieve procedures, ten behoeve van een dynamischer ondernemingsklimaat.

In de energiesector is het cruciaal dat de prijsverschillen tussen de lidstaten en in vergelijking met andere wereldeconomieën worden verkleind. Dit vereist meer investeringen in hernieuwbare energie, om te zorgen voor een meer concurrerende en duurzame energiemarkt.

Om deze ambities te ondersteunen, moet de EU ook een gemeenschappelijk beleid inzake Europese collectieve goederen ontwikkelen waarin haar strategische prioriteiten duidelijk worden omschreven en waarmee haar rol op het wereldtoneel wordt versterkt.

Het EESC zal de uitvoering van dit beleid blijven volgen en ervoor zorgen dat de stem van het Europese maatschappelijk middenveld wordt gehoord en in aanmerking wordt genomen.

Minder

EU-regelgeving is niet vergelijkbaar met die van de VS of China

Door Stefano Palmieri
EESC-groep Werknemers

De verslagen van Letta en Draghi komen op veel punten overeen, maar hun analyses en voorgestelde strategieën verschillen aanzienlijk.

Door Stefano Palmieri
EESC-groep Werknemers

De verslagen van Letta en Draghi komen op veel punten overeen, maar hun analyses en voorgestelde strategieën verschillen aanzienlijk.

Dit is bijvoorbeeld het geval met het cohesiebeleid. In het Lettta-verslag wordt gesteld dat dit een cruciale rol speelt omdat het ervoor zorgt dat alle burgers en regio’s in de Unie profiteren van de voordelen van de interne markt. Ook het verband tussen het cohesiebeleid en...Meer

Door Stefano Palmieri
EESC-groep Werknemers

De verslagen van Letta en Draghi komen op veel punten overeen, maar hun analyses en voorgestelde strategieën verschillen aanzienlijk.

Dit is bijvoorbeeld het geval met het cohesiebeleid. In het Lettta-verslag wordt gesteld dat dit een cruciale rol speelt omdat het ervoor zorgt dat alle burgers en regio’s in de Unie profiteren van de voordelen van de interne markt. Ook het verband tussen het cohesiebeleid en de diensten van algemeen belang wordt erin benadrukt. Deze zorgen ervoor dat Europeanen kunnen leven en werken waar ze willen. Draghi daarentegen hecht in zijn verslag niet al te veel belang aan het cohesiebeleid en de sociale en territoriale dimensie van het concurrentievermogen. Hij gaat in op het Europese concurrentievermogen zonder rekening te houden met territoriale verschillen, waarmee hij eigenlijk zegt dat regionale problemen kunnen worden opgelost door simpelweg het algehele concurrentievermogen van de EU te versterken. Dit gaat voorbij aan het feit dat in veel regio’s een laag concurrentievermogen en een territoriale achterstand twee kanten van dezelfde medaille zijn.

In beide verslagen wordt erkend dat “business as usual” niet langer een optie is. Het acute en complexe karakter van de huidige crises maakt een grondige verschuiving in de Europese beleidsvorming noodzakelijk, mogelijk zelfs door middel van verdragswijzigingen. Kunnen we echt over uitbreiding praten zonder het te hebben over de noodzaak van verdergaande politieke integratie? Bij zo'n verschuiving is ook een schaalwijziging nodig. Het huidige meerjarig financieel kader (MFK), dat iets meer dan 1% van het bni van de EU bedraagt, is ontoereikend en wordt beperkt door de achterhaalde logica van evenredige compensatie (“juste retour”). Er is een nieuwe aanpak nodig, geïnspireerd op het Next Generation EU-model. Uitzonderlijke uitdagingen vragen om gedurfde oplossingen, waaronder de uitgifte van “gemeenschappelijke veilige activa”, zoals tijdens de pandemie.

Het volgende MFK 2028-2034 zal uitwijzen wat de werkelijke bedoelingen van de EU zijn, aangezien daarin de prioriteiten voor de komende zeven jaar worden vastgesteld. Met alle crises die aan de gang zijn, is het logisch dat er een open debat moet worden gevoerd over de uitdagingen waarmee de EU te maken heeft, maar ook over haar belangrijkste doelstellingen en de gemeenschappelijke Europese goederen die zij haar burgers wil bieden.

Wat betreft de hervorming van de regelgeving die in beide verslagen wordt aanbevolen, mag niet worden vergeten dat de EU ‘s werelds meest geavanceerde “sociale markteconomie” is. Haar hoge economische, sociale en milieunormen zijn doorslaggevend voor het succes van dit model en staan het dus niet in de weg. Daarom is de EU-regelgeving niet te vergelijken met die van de VS of China. Bij elke poging om de EU-regels te vereenvoudigen moeten arbeidsomstandigheden, veiligheid van werknemers, consumentenrechten, sociale en economische cohesie en duurzame groei nog wel steeds worden gewaarborgd.

Europa heeft (zij het wat laat) ingezien dat het niet langer voldoende is om één grote markt te zijn. Om vooruit te komen moet de EU streven naar meer eenheid, met diepere politieke integratie en een echt consistent economisch, industrieel, handels-, buitenlands en defensiebeleid. De komende maanden zullen bepalend zijn voor de toekomst van Europa.

Minder

De speciale gast

Concurrentievermogen lijkt tegenwoordig het gesprek van de dag te zijn, en deregulering wordt beschouwd als het toverwoord dat Europa in één klap op de kaart kan zetten als een van de grote spelers in de wereldeconomie. Er zijn echter tal van manieren om concurrentievermogen te meten en er is geen pasklaar antwoord op de vraag hoeveel regulering te veel is. Als het debat over concurrentievermogen en deregulering niet met de nodige omzichtigheid wordt gevoerd, dreigt het te verzanden in al te simplistisch zwart-witdenken dat een solide economisch beleid in de weg kan staan, zo schrijft onze gast Karel Lannoo, CEO van het Centrum voor Europese Beleidsstudies (CEPS).

Concurrentievermogen lijkt tegenwoordig het gesprek van de dag te zijn, en deregulering wordt beschouwd als het toverwoord dat Europa in één klap op de kaart kan zetten als een van de grote spelers in de wereldeconomie. Er zijn echter tal van manieren om concurrentievermogen te meten en er is geen pasklaar antwoord op de vraag hoeveel regulering te veel is. Als het debat over concurrentievermogen en deregulering niet met de nodige omzichtigheid wordt gevoerd, dreigt het te verza...Meer

Concurrentievermogen lijkt tegenwoordig het gesprek van de dag te zijn, en deregulering wordt beschouwd als het toverwoord dat Europa in één klap op de kaart kan zetten als een van de grote spelers in de wereldeconomie. Er zijn echter tal van manieren om concurrentievermogen te meten en er is geen pasklaar antwoord op de vraag hoeveel regulering te veel is. Als het debat over concurrentievermogen en deregulering niet met de nodige omzichtigheid wordt gevoerd, dreigt het te verzanden in al te simplistisch zwart-witdenken dat een solide economisch beleid in de weg kan staan, zo schrijft onze gast Karel Lannoo, CEO van het Centrum voor Europese Beleidsstudies (CEPS).

Karel Lannoo is CEO van CEPS, een van Europa's toonaangevende onafhankelijke denktanks. Hij is gespecialiseerd in financiële regelgeving, Europese economische governance en de eengemaakte markt. Tot zijn recente publicaties behoren “Europa begrijpen”, een taskforceverslag over beleid inzake de financiële sector voor de Commissie Von der Leyen II, en diverse bijdragen aan academische publicaties en tijdschriften. Karel spreekt regelmatig op hoorzittingen van Europese, nationale en internationale instellingen en op internationale conferenties en opleidingsprogramma's voor managers. Hij leidt studies voor nationale overheden, multilaterale organisaties en de particuliere sector. Artikelen van zijn hand verschijnen regelmatig in de media. Daarnaast is Karel bestuurslid van diverse ondernemingen en stichtingen en lid van adviesraden, waaronder de Commissie Kapitaalmarkt van de AFM, de toezichthouder op de kapitaalmarkten.

Minder

De obsessie met concurrentievermogen

door Karel Lannoo

Het is tegenwoordig erg in zwang om te klagen over het gebrek aan Europees concurrentievermogen en te pleiten voor grootschalige deregulering op EU-niveau. Maar het antwoord op de vraag of de economische situatie echt problematisch is, hangt af van de definitie van concurrentievermogen, de gebruikte indicator en de benchmark, en natuurlijk de omstandigheden.

door Karel Lannoo

Het is tegenwoordig erg in zwang om te klagen over het gebrek aan Europees concurrentievermogen en te pleiten voor grootschalige deregulering op EU-niveau. Maar het antwoord op de vraag of de economische situatie echt problematisch is, hangt af van de definitie van concurrentievermogen, de gebruikte indicator en de benchmark, en natuurlijk de omstandigheden.

Bovendien wordt concurrentievermogen gelijkgesteld aan deregulering, wat onjuist is: een ...Meer

door Karel Lannoo

Het is tegenwoordig erg in zwang om te klagen over het gebrek aan Europees concurrentievermogen en te pleiten voor grootschalige deregulering op EU-niveau. Maar het antwoord op de vraag of de economische situatie echt problematisch is, hangt af van de definitie van concurrentievermogen, de gebruikte indicator en de benchmark, en natuurlijk de omstandigheden.

Bovendien wordt concurrentievermogen gelijkgesteld aan deregulering, wat onjuist is: een massale vereenvoudiging is niet de oplossing. Om het overwicht te behouden is het dan ook zaak de juiste parameters te gebruiken; we moeten vermijden dat het debat ontspoort en de bal in het eurosceptische kamp terechtkomt.

Concurrentievermogen als beleidsdoelstelling is terug van nooit weggeweest – het is belangrijk het verleden niet uit het oog te verliezen. Met de Lissabon-strategie, formeel aangenomen door de Europese Raad van Lissabon in maart 2000, heeft de Unie zichzelf de strategische doelstelling opgelegd om “de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld (te) worden die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang”. Al tijdens de Delors-jaren was concurrentievermogen een punt van zorg voor de Europese Commissie – interessant in dit verband is het bekende artikel van Paul Krugman uit 1994, die de woorden “een gevaarlijke obsessie” in de mond nam. Jacques Delors maakte zich destijds zorgen over de toenemende Europese werkloosheid, tegen de achtergrond van de concurrentie van de VS en Japan, en stelde als oplossing een programma van investeringen in infrastructuur en hightech voor. Niets nieuws onder de zon dus.

Ook de vereenvoudiging van de wetgeving staat al sinds jaar en dag op de agenda. Het SLIM-initiatief (Eenvoudiger regelgeving voor de interne markt) ging al van start in 1996, toen de EU nog 15 lidstaten telde. Commissaris Charles McCreevy (2004-2009) was in de periode 2005- 2006 voorstander van regelgevingspauzes, totdat de financiële crisis toesloeg. Vicevoorzitter Frans Timmermans werd onder de Commissie Juncker belast met de uitwerking van een programma voor betere regelgeving. Hoe prijzenswaardig al deze plannen ook waren, het zou beter zijn om de onderliggende oorzaken van de complexiteit van de regelgeving aan te pakken – het besluitvormingsproces en de povere handhaving – in plaats van alleen de symptomen te bestrijden. Dat is met 27 lidstaten evenwel geen sinecure.

Concurrentievermogen, althans zoals omschreven in het rapport-Draghi, gaat meer over productiviteit en groei van het bbp, die afhankelijk van de indicator sterk verschillende resultaten kunnen opleveren. Maar er zijn ook andere manieren om concurrentievermogen te meten. Zo zou je kunnen kijken naar het interne versus het externe concurrentievermogen. Intern lijkt de EU zwak, met een dalende productiviteit in vergelijking met de VS. Extern echter heeft de EU een overschot op haar handelsbalans en lopende rekening, terwijl de VS te kampen hebben met een enorm tekort op hun handelsbalans en lopende rekening – en toch lijkt dit geen probleem te zijn (behalve dan voor president Trump).

Daarnaast is de begrotingssituatie in de EU veel beter dan in de VS of zelfs Japan; voor een juiste vergelijking met China ontbreken de gegevens. Het begrotingstekort van de EU bedroeg in 2024 ongeveer 3,5 % van het bbp, terwijl dat in de VS bijna twee keer zoveel was (6,4 %). Dankzij de mondiale positie van de dollar kunnen de VS dit tekort financieren op de internationale markten, hoewel de rentetarieven op de middellange termijn in de EU en de VS uiteenlopen, wat duidt op bezorgdheid van de markt over de Amerikaanse economie. Op dit moment bedraagt de marktrente voor leningen in USD met een looptijd van zes maanden 4,8 %, terwijl deze in de eurozone 2,5 % bedraagt (Euribor).

Bovendien liggen de energieprijzen in de EU sinds medio 2021, toen Poetin de prijzen begon te manipuleren, veel hoger dan in de VS, wat het concurrentievermogen van de verwerkende industrie, met name in Duitsland, aantast. Vandaag de dag liggen de energiekosten in de EU minstens 50 % hoger dan in de VS.

Het energiebeleid is een ander goed voorbeeld voor het debat over regelgeving: is te veel regelgeving echt het probleem? Het tegendeel is waar: er is een eengemaakte markt voor de distributie van energie, maar niet voor de productie, die in handen van de lidstaten blijft. Dit zorgt voor problemen in landen met overproductie, zoals Zweden, omdat de energietekorten in andere landen, waaronder Duitsland, de prijzen opdrijven.

Bovendien is het zeer de vraag of de afwezigheid van regelgeving in bijvoorbeeld de digitale sector beter zou zijn. Willen we vrije meningsuiting op zijn Amerikaans, zonder contentmoderatie? Willen we een oligopolistische markt zoals we die nu hebben?

Deze korte beschouwing wil duidelijk maken dat de problematiek van concurrentievermogen en deregulering uiterst omzichtig moet worden benaderd om te voorkomen dat een en ander ontaardt in een zwart-wit discussie, die een gezond economisch beleid in de weg zou kunnen staan.

Minder
Nieuws van het EESC

EESC pleit voor AI ten dienste van werknemers in debat op hoog niveau.

Nu de werkplek door artificiële intelligentie verandert, is het van cruciaal belang om op mensgerichte AI te blijven inzetten en te blijven pleiten voor beleid waarbij een sterke ontwikkeling van AI in Europa hand in hand gaat met sociale rechtvaardigheid en werknemersrechten, zo werd tijdens een debat op hoog niveau in het EESC betoogd.

Nu de werkplek door artificiële intelligentie verandert, is het van cruciaal belang om op mensgerichte AI te blijven inzetten en te blijven pleiten voor beleid waarbij een sterke ontwikkeling van AI in Europa hand in hand gaat met sociale rechtvaardigheid en werknemersrechten, zo werd tijdens een debat op hoog niveau in het EESC betoogd.

Tijdens zijn zitting van januari hield het EESC een debat over het gebruik van artificiële intelligentie op de werkplek, met...Meer

Nu de werkplek door artificiële intelligentie verandert, is het van cruciaal belang om op mensgerichte AI te blijven inzetten en te blijven pleiten voor beleid waarbij een sterke ontwikkeling van AI in Europa hand in hand gaat met sociale rechtvaardigheid en werknemersrechten, zo werd tijdens een debat op hoog niveau in het EESC betoogd.

Tijdens zijn zitting van januari hield het EESC een debat over het gebruik van artificiële intelligentie op de werkplek, met onder meer verklaringen van EESC-voorzitter Oliver Röpke, Roxana Mînzatu, uitvoerend vicevoorzitter van de Europese Commissie, en Katarzyna Nowakowska, viceminister van Gezinszaken, Arbeid en Sociaal Beleid van Polen.

Bij de opening van het debat zei de heer Röpke: “Artificiële intelligentie is een van de meest transformerende ontwikkelingen van onze tijd, die enorme mogelijkheden biedt, maar ook kritieke uitdagingen met zich meebrengt." En later: "In het debat van vandaag is er opnieuw op gewezen hoe belangrijk het is dat het AI-beleid stevig verankerd wordt in de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten.

Mevrouw Mînzatu: “Wanneer we nadenken over AI, met name op de werkplek, moeten we kijken hoe we onze investeringen in onderzoek en innovatie een impuls kunnen geven en hoe Europese bedrijven zich gemakkelijker zouden kunnen ontwikkelen op dit gebied, zodat we straks onze eigen technologieën hebben en die kunnen trainen met Europese gegevens en op basis van Europese waarden. Trouw aan onze waarden op het gebied van sociale rechten en gelijkheid zorgen we ervoor dat Europese werknemers dezelfde rechten hebben in een wereld met of zonder AI — dat zij worden beschermd en dat door mensen controles worden uitgevoerd.”

Mevrouw Nowakowska verklaarde dat artificiële intelligentie in de arbeidswereld enorme kansen biedt om de productiviteit en het concurrentievermogen van bedrijven te verhogen, maar plaatste ook een aantal kanttekeningen bij de mogelijke gevolgen ervan voor banen en werkgelegenheid, de gezondheid en veiligheid van werknemers, arbeidsomstandigheden, de algehele kwaliteit van banen en de rol van de sociale dialoog.

Goedkeuring van het advies over artificiële intelligentie ten dienste van werknemers en het bijgevoegde tegenadvies

Na het plenaire debat hechtte het EESC zijn goedkeuring aan het initiatiefadvies Artificiële intelligentie ten dienste van werknemers: hefbomen voor het benutten van het potentieel en het beperken van de risico’s van AI in verband met het werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleid, opgesteld door rapporteur Franca Salis-Madinier. Het advies werd goedgekeurd met 142 stemmen voor en 103 stemmen tegen, bij 14 onthoudingen. De groep Werkgevers van het EESC, die een tegenadvies had ingediend, onthield haar steun voor het advies.

In het advies benadrukt het EESC dat de sociale dialoog en de inbreng van werknemers een cruciale rol spelen bij het behoud van de grondrechten van werknemers en het bevorderen van “betrouwbare” AI in de arbeidswereld. Het wijst er daarnaast op dat de lacunes in de bescherming van de rechten van werknemers (op de werkplek) met de huidige regelgeving moeten worden aangepakt en dat ervoor gezorgd moet worden dat de mens de baas blijft in alle wisselwerkingen tussen mens en machine.

Het tegenadvies van de groep Werkgevers is als bijlage bij het advies gevoegd. De leden van de groep voeren daarin aan dat de EU nu al over de instrumenten beschikt om de AI-revolutie te omarmen en dat met het bestaande rechtskader een vlotte uitrol van AI gewaarborgd is. (lm)

Minder

Jongeren zijn de sleutel tot het partnerschap tussen de EU en het Middellandse Zeegebied

Jongeren in het Middellandse Zeegebied moeten in alle stadia van de beleidsvorming en -uitvoering worden gehoord. Tijdens het debat in het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) werd betoogd dat jongeren niet alleen hun stempel op het beleid drukken, maar ook op het leven.

Jongeren in het Middellandse Zeegebied moeten in alle stadia van de beleidsvorming en -uitvoering worden gehoord. Tijdens het debat in het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) werd betoogd dat jongeren niet alleen hun stempel op het beleid drukken, maar ook op het leven.

Het debat vond plaats naar aanleiding van de goedkeuring van het advies over Meer

Jongeren in het Middellandse Zeegebied moeten in alle stadia van de beleidsvorming en -uitvoering worden gehoord. Tijdens het debat in het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) werd betoogd dat jongeren niet alleen hun stempel op het beleid drukken, maar ook op het leven.

Het debat vond plaats naar aanleiding van de goedkeuring van het advies over Betrokkenheid van jongeren bij de sociale en civiele dialoog in het Middellandse Zeegebied en werd gehouden tijdens de januarizitting van het EESC. Het is het eerste EESC-advies waarin rekening wordt gehouden met de inbreng van jongerenvertegenwoordigers uit de regio. Acht jonge vertegenwoordigers hebben bijgedragen aan de ontwerptekst.

Tijdens het debat benadrukte Dubravka Šuica, commissaris voor het Middellandse Zeegebied, hoe belangrijk jongeren zijn voor de welvaart, stabiliteit en veerkracht van de regio: “De toekomst van het Middellandse Zeegebied ligt in handen van de jongeren. Als we samen een duurzame toekomst willen uitbouwen, moeten we rechtstreeks samenwerken met jonge generaties en ervoor zorgen dat hun stem richting geeft aan ons beleid en aan onze prioriteiten. Door te investeren in onderwijs, banen en groei zullen we samen een nieuw pact voor het Middellandse Zeegebied sluiten.”

EESC-voorzitter Oliver Röpke steunt het nieuwe pact van commissaris Šuica, waarin investeringen, duurzaamheid en migratie centraal staan. Hij voegde eraan toe dat het maatschappelijk middenveld er actief aan moet meewerken. “De betrokkenheid van jongeren is van essentieel belang voor de toekomst van de regio. Het EESC zal ervoor zorgen dat zij het beleid en de besluitvorming mee bepalen. Samen met de Unie voor het Middellandse Zeegebied en de Anna Lindh-stichting streven we naar een vreedzaam en welvarend Middellandse Zeegebied.”

Prinses Rym Ali, voorzitter van de Anna Lindh-stichting, benadrukte het belang van de bijdrage van de jonge vertegenwoordigers aan het advies en zei dat het werken met jongeren niet alleen belangrijk, maar ook dringend nodig en inspirerend is. “Er staat zoveel op het spel. Zonder de betrokkenheid van jongeren, zonder hen instrumenten aan te bieden om op gelijke voet deel te nemen, kunnen we niet tot oplossingen voor de toekomst komen. Zij moeten een plek aan de tafel krijgen”, zei ze.

Eliane El Haber, jongerenvertegenwoordiger voor het advies en adviseur van het jongerennetwerk Unesco SDG 4, was ingenomen met het initiatief van het EESC om jongeren met uiteenlopende regionale, gender-, educatieve en culturele achtergronden actief te betrekken.

Minder

EESC en IAO bundelen hun krachten om tijdens een conferentie op hoog niveau een eerlijke en inclusieve door AI aangestuurde toekomst vorm te geven

Artificiële intelligentie verandert de arbeidswereld in een ongekend tempo en brengt voor werknemers, bedrijven en beleidsmakers zowel kansen als uitdagingen met zich mee. Op 3 februari hielden het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) en de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) een gezamenlijke conferentie op hoog niveau onder de titel ‘Sociale rechtvaardigheid in het digitale tijdperk – de impact van AI op werk en samenleving'.

Artificiële intelligentie verandert de arbeidswereld in een ongekend tempo en brengt voor werknemers, bedrijven en beleidsmakers zowel kansen als uitdagingen met zich mee. Op 3 februari hielden het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) en de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) een gezamenlijke conferentie op hoog niveau onder de titel ‘Sociale rechtvaardigheid in het digitale tijdperk – de impact van AI op werk en samenleving'.

Op...Meer

Artificiële intelligentie verandert de arbeidswereld in een ongekend tempo en brengt voor werknemers, bedrijven en beleidsmakers zowel kansen als uitdagingen met zich mee. Op 3 februari hielden het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) en de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) een gezamenlijke conferentie op hoog niveau onder de titel ‘Sociale rechtvaardigheid in het digitale tijdperk – de impact van AI op werk en samenleving'.

Op de conferentie op hoog niveau beraadslaagden prominente leiders — onder wie verschillende EU-ministers van werkgelegenheid — over strategieën om de mogelijkheden van AI te benutten en tegelijkertijd de risico’s voor de rechten van werknemers en de arbeidsmarkten aan te pakken. Dit evenement vormde een belangrijke bijdrage aan de wereldwijde coalitie voor sociale rechtvaardigheid: er werd benadrukt dat op zowel Europees als mondiaal niveau een gecoördineerde AI-governance nodig is. Deze conferentie op hoog niveau was gezamenlijk georganiseerd door de EESC-afdeling Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap (SOC) en de IAO.

Oproep tot een ethische en inclusieve ontwikkeling van AI

Bij de opening van de conferentie onderstreepte EESC-voorzitter Oliver Röpke de dringende noodzaak van een mensgerichte benadering van AI: Artificiële intelligentie verandert onze samenlevingen en arbeidsmarkten nu al en brengt zowel kansen als uitdagingen met zich mee. Het EESC en zijn partnerorganisaties zijn vastbesloten om ervoor te zorgen dat AI een impuls geeft aan sociale rechtvaardigheid door de rechten van werknemers te versterken, inclusie te bevorderen en nieuwe ongelijkheden te voorkomen. Wil AI in de toekomst eerlijk en mensgericht zijn, dan zijn er collectieve maatregelen — van beleidsmakers, desociale partners en het maatschappelijk middenveld — nodig om ervoor te zorgen dat de technologie in hun voordeel en niet in hun nadeel werkt.

Gilbert F. Houngbo, directeur-generaal van de IAO, benadrukte het belang van proactief beleid om het ontwrichtende effect van AI op banen en werkplekken te beperken: We moeten AI zo vormgeven dat zij meer sociale rechtvaardigheid oplevert. Daarvoor zijn verschillende maatregelen nodig: werknemers ondersteunen, onder meer met opleidingen en sociale bescherming; bedrijven ongeacht hun omvang en overal ter wereld gemakkelijker toegang bieden tot AI-technologie om productiviteitsvoordelen te benutten; en ervoor zorgen dat bij de integratie van AI op de werkplek de rechten van werknemers beschermd worden en de sociale dialoog ruim baan krijgt in de digitale transitie.

Tijdens twee panels vertelden sprekers op hoog niveau over de uitdagingen en kansen die ze ervaren wanneer ze met behulp van AI proberen fatsoenlijk werk en inclusieve arbeidsmarkten te bevorderen en bij te dragen tot gendergelijkheid in de komende jaren. Tot de panelleden behoorden onder anderen de EU-ministers van Arbeid Agnieszka Dziemianowicz-Bąk (Polen), Yolanda Díaz (Spanje),Níki Keraméos (Griekenland) en Maria do Rosário Palma Ramalho (Portugal), alsook Anousheh Karvar, de afgevaardigde van de Franse regering bij de IAO en de G7-G20.

Tijdens de besprekingen werd benadrukt dat er weliswaar een risico kleeft aan de uitrol van AI, maar dat er geen reden is om ons daarom als 19e-eeuwse Engelse textielarbeiders tegen deze nieuwe technologie te verzetten. Wel moet goed worden gekeken naar de sociale dialoog en dienen werknemers te worden betrokken bij de uitrol van AI, met extra aandacht voor om- en bijscholing. Een correcte, gecontroleerde uitrol en regulering van AI zal grote schokken helpen voorkomen en ervoor zorgen dat deze technologie repetitieve taken kan verminderen, zonder dat dit per se gepaard hoeft te gaan met grootschalige ontslagrondes. (lm)

Minder

De elektriciteitsmarkt: EESC stelt e-faciliteit voor om waar nodig te reguleren en waar mogelijk te privatiseren

De elektriciteitsmarkt moet zó worden hervormd dat er meer wordt bereikt dan alleen de doelstellingen inzake klimaatneutraliteit voor 2050. Het is van essentieel belang om de voorzieningszekerheid, stabiele en betaalbare prijzen en het recht op energie te garanderen om kwetsbare groepen te beschermen, aldus het Europees Economisch en Sociaal Comité.

De elektriciteitsmarkt moet zó worden hervormd dat er meer wordt bereikt dan alleen de doelstellingen inzake klimaatneutraliteit voor 2050. Het is van essentieel belang om de voorzieningszekerheid, stabiele en betaalbare prijzen en het recht op energie te garanderen om kwetsbare groepen te beschermen, aldus het Europees Economisch en Sociaal Comité.

In het advies Meer

De elektriciteitsmarkt moet zó worden hervormd dat er meer wordt bereikt dan alleen de doelstellingen inzake klimaatneutraliteit voor 2050. Het is van essentieel belang om de voorzieningszekerheid, stabiele en betaalbare prijzen en het recht op energie te garanderen om kwetsbare groepen te beschermen, aldus het Europees Economisch en Sociaal Comité.

In het advies Toekomst van de levering en prijzen van elektriciteit in de EU, uitgebracht in januari en opgesteld door Jan Dirx en Thomas Kattnig, bepleit het EESC een model van overheidsregulering waar nodig en particulier ondernemerschap waar mogelijk, en beveelt het een e-faciliteit aan.

Dit zou een van overheidswege opgericht bedrijf kunnen zijn dat op de elektriciteitsmarkt als marktmaker fungeert en aldus de doelstellingen klimaatneutraliteit, voorzieningszekerheid en stabiele en betaalbare prijzen gestalte geeft.

Volgens het Comité moeten de noodzakelijke veranderingen op de elektriciteitsmarkt in drie fasen uitgevoerd worden:

  • Fase 1: van nu tot 2030

    De e-faciliteit zal haar portefeuille uitbreiden met een mix van (CO2-vrije) elektriciteitsopwekking. Gedurende deze periode zal de handel in elektriciteit plaatsvinden op basis van day-aheadprijzen, maar zal de invloed van de e-faciliteit op de markt toenemen.

  • Fase 2: van 2030 tot 2040

    De e-faciliteit zal haar positie als marktmaker bereiken en een passend deel van de aanbodzijde van de markt door middel van leveringscontracten controleren. De day-aheadhandel zal zich gedurende deze periode dienovereenkomstig aanpassen.

  • Fase 3: van 2040 tot 2050

    De e-faciliteit zal de aanbodzijde van elektriciteit optimaliseren om vanaf 2050 een duurzame langetermijnlevering van elektriciteit met een nettonuluitstoot van broeikasgassen op een stabiel en voorspelbaar prijsniveau te waarborgen. (mp)

Minder

Om haar belangen te verdedigen moet de EU haar strategie voor het noordpoolgebied herzien

Om de legitieme belangen van de EU in het Europese noordpoolgebied zo goed mogelijk te verdedigen is een gemeenschappelijke strategie nodig waarmee het maatschappelijk middenveld nauwer bij alle relevante besluiten wordt betrokken. Ook nauwe samenwerking met Groenland is van vitaal belang om duurzame investeringen in het noordpoolgebied mogelijk te maken en zo de welvaart en veerkracht van de regio te waarborgen.

Om de legitieme belangen van de EU in het Europese noordpoolgebied zo goed mogelijk te verdedigen is een gemeenschappelijke strategie voor het noordpoolgebied nodig waarmee het maatschappelijk middenveld nauwer bij alle relevante besluiten wordt betrokken. Ook nauwe samenwerking met Groenland is van vitaal belang om duurzame investeringen in het noordpoolgebied mogelijk te maken en zo de welvaart en veerkracht van de regio te waarborgen.

Het EESC heeft tijdens zijn janu...Meer

Om de legitieme belangen van de EU in het Europese noordpoolgebied zo goed mogelijk te verdedigen is een gemeenschappelijke strategie voor het noordpoolgebied nodig waarmee het maatschappelijk middenveld nauwer bij alle relevante besluiten wordt betrokken. Ook nauwe samenwerking met Groenland is van vitaal belang om duurzame investeringen in het noordpoolgebied mogelijk te maken en zo de welvaart en veerkracht van de regio te waarborgen.

Het EESC heeft tijdens zijn januarizitting een initiatiefadvies over de Ontwikkeling van een Europese strategie voor het noordpoolgebied, in overleg met het maatschappelijk middenveld goedgekeurd, waarin het belang van de rol van het noordpoolgebied voor de strategische autonomie, de veerkracht en het concurrentievermogen van Europa wordt belicht.

EESC-rapporteur Anders Ladefoged zei: “Met ons nieuwe advies over het EU-beleid voor het noordpoolgebied willen we de visie van het maatschappelijk middenveld op het EU-beleid voor deze regio uiteenzetten; zo dient de Unie haar eigen belangen voor ogen te houden, maar moet zij er ook voor zorgen dat het noordpoolgebied uitgroeit tot een veerkrachtige en welvarende regio, in het belang van de inwoners.

Voorts zou het EESC graag zien dat de inheemse bevolking ten volle bij een en ander wordt betrokken en dat met hen wordt samengewerkt. Corapporteur Christian Moos verklaarde: “Om hun belangen zo goed mogelijk te verdedigen moeten de landen van het Europese noordpoolgebied gezamenlijk optreden: niet alleen moeten de noordelijke EU-lidstaten samenwerken, er is ook een Europese strategie voor het noordpoolgebied nodig, die de participatie van het maatschappelijk middenveld moet garanderen en de rechten van de lokale en inheemse bevolking moet eerbiedigen.”

Groenland — dat ook ter sprake komt in het advies — bevindt zich in een situatie die vergelijkbaar is met die van het Europese noordpoolgebied, zowel wat betreft de uitdagingen als de kansen in verband met de snelle transformatie van de regio.

Christian Moos zei het volgende over Groenland: “Nauwere Europese samenwerking, ook in Groenland, is van vitaal belang om duurzame investeringen in het Europese Noordpoolgebied mogelijk te maken en zo de welvaart en veerkracht van de regio te waarborgen.

Voor de Groenlanders staat het versterken van hun zelfbeschikking als natie centraal, volgens het beginsel “niets over ons zonder ons”. Wel wordt de EU beschouwd als een trouwe bondgenoot, aangezien er sprake is van gedeelde waarden zoals mensenrechten en sociale dialoog. (at)

Minder

Om zijn leiderspositie te behouden moet Europa prioriteit geven aan concurrentievermogen en integratie

De EU moet meer aandacht besteden aan het concurrentiebeleid om zo haar mondiale concurrentievermogen te versterken, de productiviteit te verhogen en ervoor te zorgen dat de interne markt een economische steunpilaar blijft.

De EU moet meer aandacht besteden aan het concurrentiebeleid om zo haar mondiale concurrentievermogen te versterken, de productiviteit te verhogen en ervoor te zorgen dat de interne markt een economische steunpilaar blijft.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) heeft tijdens zijn januarizitting een advies aangenomen over E...Meer

De EU moet meer aandacht besteden aan het concurrentiebeleid om zo haar mondiale concurrentievermogen te versterken, de productiviteit te verhogen en ervoor te zorgen dat de interne markt een economische steunpilaar blijft.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) heeft tijdens zijn januarizitting een advies aangenomen over Een mededingingsbeleid dat de motor achter het concurrentievermogen van de EU is, waarin het pleit voor een sterkere integratie van de nationale economieën en slimmere strategieën voor staatssteun om het economisch potentieel van Europa te ontsluiten en de grootste mondiale uitdagingen — waaronder de digitalisering, klimaatverandering en veerkracht — aan te pakken.

Het EESC onderstreept dat het mededingingsbeleid van cruciaal belang is om innovatie, duurzaamheid en economische groei in een stroomversnelling te brengen. “Mededinging en concurrentievermogen hoeven elkaar niet in de weg te staan”, aldus rapporteur Isabel Yglesias. “Met gestroomlijnde procedures, flexibele instrumenten en voldoende middelen kan het mededingingsbeleid zorgen voor meer welvaart voor bedrijven en burgers in de EU.”

De nieuwe mededingingsregels van de EU, zoals de digitalemarktenverordening en de verordening buitenlandse subsidies, zijn al gericht op het aanpakken van marktverstoringen en versterken de positie van de EU op het internationale toneel. Het EESC dringt echter aan op verdere maatregelen om de beoordeling van concentraties te moderniseren en ervoor te zorgen dat innovatiegedreven concentraties daadwerkelijk worden gecontroleerd, zelfs als ze onder de huidige EU-drempels blijven.

In het advies wordt gewezen op de cruciale rol van staatssteun bij de ondersteuning van de groene en de digitale transitie. Slecht gecoördineerde subsidies dreigen echter de productiviteit en de groei te ondermijnen. Studies tonen aan dat een betere coördinatie binnen de EU de productiviteit met meer dan 30 % zou kunnen verhogen. Het EESC pleit ervoor om de subsidies in alle lidstaten op elkaar af te stemmen om zo de Europese waardeketens te versterken en inefficiëntie te voorkomen.

De belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI's) en het voorgestelde Europees fonds voor concurrentievermogen moeten worden opgezet vanuit een pan-Europees perspectief om grootschalige industriële innovatie te stimuleren. Deze instrumenten moeten ervoor zorgen dat de voordelen eerlijk worden verdeeld over de hele Unie en dat duurzaamheid en veerkracht worden bevorderd.

Willen we dat de EU uitgroeit tot wereldleider, dan is er volgens het EESC behoefte aan:

  • meer integratie, zodat minder subsidies op de verkeerde plaats terechtkomen en de productiviteit wordt verhoogd;
  • strengere regels ter bescherming van Europese innovatie bij buitenlandse overnames;
  • vereenvoudigde en snellere mededingings- en staatssteunprocedures om de efficiëntie te vergroten, en
  • een evenwichtig beleid inzake concentraties dat innovatie, duurzaamheid en investeringen in infrastructuur bevordert. (ll)
Minder

EESC pleit voor hervorming van EU-staatssteunregels ter ondersteuning van entiteiten van de sociale economie

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) dringt erop aan de staatssteunregels van de Europese Unie te wijzigen om beter tegemoet te komen aan de behoeften van entiteiten van de sociale economie, die een cruciale rol spelen bij het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen. 

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) dringt erop aan de staatssteunregels van de Europese Unie te wijzigen om beter tegemoet te komen aan de behoeften van entiteiten van de sociale economie, die een cruciale rol spelen bij het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen.

In zijn advies over Meer

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) dringt erop aan de staatssteunregels van de Europese Unie te wijzigen om beter tegemoet te komen aan de behoeften van entiteiten van de sociale economie, die een cruciale rol spelen bij het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen.

In zijn advies over Ondersteuning van entiteiten van de sociale economie conform de staatssteunregels — enkele overwegingen naar aanleiding van de ideeën uit het rapport-Letta dat tijdens de zitting van januari werd goedgekeurd, waarschuwt het EESC dat de bestaande regelgeving onvoldoende steun biedt aan deze ondernemingen, die hun winsten vaak herinvesteren in sociale doelstellingen in plaats van ze onder de beleggers te verdelen.

“Bedoeling is dat mensen meer oog krijgen voor de voordelen van doeltreffende regelgeving op het gebied van mededinging en staatssteun voor zowel ondernemingen van de sociale economie als het hele systeem van diensten van algemeen belang”, aldus Giuseppe Guerini, de rapporteur van het advies.

Entiteiten van de sociale economie — zoals coöperaties, onderlinge maatschappijen en stichtingen — bieden werk aan meer dan 11 miljoen mensen in de hele EU, d.w.z. 6,3 % van de beroepsbevolking. Ze zijn actief op gebieden als sociale en gezondheidsdiensten, hernieuwbare energie en armoedebestrijding. Ondanks hun bijdragen hebben veel entiteiten van de sociale economie te maken met systemische belemmeringen bij het verkrijgen van langetermijninvesteringskapitaal en het doorlopen van openbare aanbestedingsprocedures, omdat in het huidige regelgevingskader vaak geen rekening wordt gehouden met hun non-profit- of solidaire karakter.

Het EESC wijst er in zijn advies onder meer op dat overheidsinstanties onvoldoende gebruikmaken van bestaande instrumenten zoals de algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV) en het kader voor diensten van algemeen economisch belang (DAEB’s).

Daarom dringt het Comité aan op een vereenvoudiging en actualisering van de veel te ingewikkelde en verouderde regels van de AGVV ten behoeve van de indienstneming van kwetsbare en gehandicapte werknemers, in overeenstemming met een aantal aanbevelingen uit het rapport-Letta over de eengemaakte markt.

Hoewel het EESC ingenomen is met de recente verhoging van het de-minimisplafond — 300 000 EUR voor gewone ondernemingen en 750 000 EUR voor DAEB-entiteiten — stelt het ook dat meer op maat gesneden instrumenten, zoals de AGVV of specifieke DAEB-bepalingen, beter zouden kunnen inspelen op de behoeften van entiteiten van de sociale economie op gebieden als gezondheidszorg en sociale diensten. (ll)

Minder

Een veerkrachtige, concurrerende en inclusieve economie vereist concrete hervormingen en doortastende maatregelen

In vergelijking met andere delen van de wereld, zoals de Verenigde Staten, staat de eurozone voor urgente uitdagingen: lage arbeidsproductiviteit, verzwakking van het concurrentievermogen en vertraging van de economische dynamiek. Om deze trend te keren pleit het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) ervoor dringend een gecoördineerde strategie op te stellen. 

In vergelijking met andere delen van de wereld, zoals de Verenigde Staten, staat de eurozone voor urgente uitdagingen: lage arbeidsproductiviteit, verzwakking van het concurrentievermogen en vertraging van de economische dynamiek. Om deze trend te keren pleit het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) ervoor dringend een gecoördineerde strategie op te stellen.

In zijn advies over het Meer

In vergelijking met andere delen van de wereld, zoals de Verenigde Staten, staat de eurozone voor urgente uitdagingen: lage arbeidsproductiviteit, verzwakking van het concurrentievermogen en vertraging van de economische dynamiek. Om deze trend te keren pleit het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) ervoor dringend een gecoördineerde strategie op te stellen.

In zijn advies over het economisch beleid in de eurozone (2025) schetst het EESC een plan om de groei te stimuleren door de interne markt te verdiepen, de administratieve rompslomp te verminderen en de houdbaarheid van de begroting te waarborgen. Tegelijkertijd moeten beleidsmaatregelen gericht zijn op transformatieve trends zoals artificiële intelligentie (AI) en de druk als gevolg van een vergrijzende bevolking.

Na externe schokken zoals de COVID-19-pandemie en de energiecrisis staat de eurozone nu voor enorme economische uitdagingen. Er zijn weliswaar al inspanningen geleverd om de situatie te stabiliseren, maar gezien o.m. de onzekerheid binnen de eurozone, de demografische verschuivingen en de toenemende begrotingsdruk zijn doortastende hervormingen geboden.

De aanpak die het EESC voorlegt om de productiviteit en het concurrentievermogen te verbeteren bestaat uit drie stappen: verdieping van de interne markt, coördinatie van het industriebeleid en vermindering van de administratieve rompslomp. Houdbaarheid van de begroting is van cruciaal belang en vereist een evenwichtig kader, nauwere samenwerking binnen de EU en inspanningen om onbenutte inkomsten aan te boren. Aangezien investeringen een zwak punt blijven, moet er meer durfkapitaal worden aangetrokken en een innovatievriendelijk beleid worden ingevoerd.

De veerkracht van de arbeidsmarkt is ook van essentieel belang en vereist flexibiliteit, eerlijke lonen, hervormingen van de sociale zekerheid en ontwikkeling van vaardigheden op basis van AI. Het EESC wijst erop dat er sprake moet zijn van een gedeelde verantwoordingsplicht van de EU en haar lidstaten en pleit voor een betere beleidscoördinatie. Met doortastende maatregelen en strategische investeringen kan de eurozone een veerkrachtige, concurrerende en duurzame economie voor de toekomst opbouwen (tk). 

Minder

Europa’s vooruitgang op het gebied van de SDG’s vertraagt; dringende actie op het gebied van voedselsystemen geboden

Europa’s vooruitgang bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) is aanzienlijk vertraagd, wat aanleiding geeft tot bezorgdheid over de verwezenlijking van de doelstellingen voor 2030. Uit het Europe Sustainable Development Report 2025 (ESDR), gepubliceerd door het Sustainable Development Solutions Network (SDSN) van de VN, blijkt dat de vooruitgang op het gebied van de SDG’s tussen 2020 en 2023 met ruim de helft is teruggevallen ten opzichte van de periode ervoor.

Europa’s vooruitgang bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) is aanzienlijk vertraagd, wat aanleiding geeft tot bezorgdheid over de verwezenlijking van de doelstellingen voor 2030. Uit het Europe Sustainable Development Report 2025 (ESDR), gepubliceerd door het Sustainable Development Solutions Network (SDSN) van de VN, blijkt dat de vooruitgang...Meer

Europa’s vooruitgang bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) is aanzienlijk vertraagd, wat aanleiding geeft tot bezorgdheid over de verwezenlijking van de doelstellingen voor 2030. Uit het Europe Sustainable Development Report 2025 (ESDR), gepubliceerd door het Sustainable Development Solutions Network (SDSN) van de VN, blijkt dat de vooruitgang op het gebied van de SDG’s tussen 2020 en 2023 met ruim de helft is teruggevallen ten opzichte van de periode ervoor.

Tussen 2016 en 2019 steeg de vooruitgang met 1,9 punten, maar in de daaropvolgende jaren daalde dit tot slechts 0,8 punten. De vertraging doet zich voor te midden van toenemende ecologische, sociale en geopolitieke uitdagingen. SDG 2 (uitbanning van honger) blijft een belangrijk punt van zorg, aangezien er in heel Europa nog steeds problemen op het gebied van voedselzekerheid en -duurzaamheid bestaan.

In een studie in opdracht van het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) wordt benadrukt dat veranderingen in voedingspatronen nodig zijn om duurzame landbouw en volksgezondheid te ondersteunen.

Nu er een nieuw leiderschap van de EU is aangetreden, dringen deskundigen aan op krachtiger beleid en meer investeringen om vooruitgang met betrekking tot de SDG’s te ondersteunen. Wereldwijde samenwerking en financiering worden als cruciaal beschouwd: zo zal de 4e Internationale Conferentie inzake ontwikkelingsfinanciering (Spanje, juni 2025) naar verwachting in het teken staan van het opvoeren van de financiële steun voor duurzaamheid.

Guillaume Lafortune, vicevoorzitter van SDSN en hoofdauteur van de bovenvermelde studie, waarschuwt dat toenemende geopolitieke spanningen de duurzaamheidsinspanningen bemoeilijken, maar blijft optimistisch.

“De wereld wordt steeds gevaarlijker, instabieler en onzekerder. Tegelijkertijd willen mensen, met name jongeren, duurzame ontwikkeling. Met de omvang van de wereldeconomie en de beschikbare technologieën heeft de wereld het potentieel om over de hele lijn over te stappen op duurzame ontwikkeling.”

“Duurzame voedselsystemen zijn een cruciale motor om de SDG’s sneller dichterbij te brengen. In dit verband is er behoefte aan ambitieuzere mechanismen om de bestaansmiddelen van boeren, kleinschalige voedselproducenten en andere belanghebbenden in de hele voedselvoorzieningsketen veilig te stellen. Tegelijkertijd moeten we iets doen aan oneerlijke verdeling en zorgen voor een rechtvaardige overgang”, aldus Peter Schmidt, voorzitter van de EESC-afdeling Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu (NAT), die ook opriep tot een grotere rol voor het maatschappelijk middenveld.

Met nog maar vijf jaar te gaan tot 2030 staat de EU voor een cruciale beslissing: doortastend optreden of het risico lopen dat zij haar beloften voor een duurzame en rechtvaardige toekomst niet nakomt. (ks)

Minder

De inschrijvingen voor de EU-prijzen voor de biologische sector 2025 zijn geopend!

Op 11 februari kondigde het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) aan dat de inschrijvingen voor de vierde editie van de EU-prijzen voor de biologische sector geopend werden, en dat kandidaten tot en met 27 april 2025 de tijd hebben om hun aanvraag in te dienen.

Op 11 februari kondigde het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) aan dat de inschrijvingen voor de vierde editie van de EU-prijzen voor de biologische sector geopend werden, en dat kandidaten tot en met 27 april 2025 de tijd hebben om hun aanvraag in te dienen.

Deze prijzen zetten uitmuntende prestaties in de biologische waardeketen ...Meer

Op 11 februari kondigde het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) aan dat de inschrijvingen voor de vierde editie van de EU-prijzen voor de biologische sector geopend werden, en dat kandidaten tot en met 27 april 2025 de tijd hebben om hun aanvraag in te dienen.

Deze prijzen zetten uitmuntende prestaties in de biologische waardeketen in het zonnetje en worden uitgereikt in de categorieën beste biologische landbouwer, beste biologische stad, beste biologische regio, beste biologische levensmiddelen verwerkende kmo, beste detailhandelaar in biologische voedingsmiddelen en beste biologisch restaurant/biologische grootkeuken. Het EESC is specifiek verantwoordelijk voor drie categorieën:

  • Beste biologische levensmiddelen verwerkende kmo
  • Beste detailhandelaar in biologische voedingsmiddelen
  • Beste biologisch restaurant / biologische grootkeuken

De winnaars worden bekendgemaakt op de Biodag van de EU, die dit jaar op 23 september valt. Belanghebbenden op het gebied van biologische productie — met inbegrip van landbouwers, verwerkende bedrijven, detailhandelaren en overheidsinstanties — worden aangemoedigd om een aanvraag in te dienen.

Meer informatie over de ontvankelijkheid van kandidaten en het indienen van aanvragen is te vinden op de website van de Europese Commissie. Vragen over door het EESC beheerde categorieën kunnen worden gestuurd naar EUorganicawardsEESC@eesc.europa.eu.

Dit initiatief ondersteunt het EU-actieplan voor de biologische landbouw en bevordert de biologische productie en het bewustzijn van de consument. (ks) 

Minder

Week van het maatschappelijk middenveld 2025 — neem deel aan de discussies!

De tweede editie van de Week van het maatschappelijk middenveld van het EESC, van 17 t/m 20 maart 2025, staat in het teken van meer cohesie en participatie als remedie voor polarisatie in de samenleving. Registreer je deelname hier.

De tweede editie van de Week van het maatschappelijk middenveld van het EESC, van 17 t/m 20 maart 2025, staat in het teken van meer cohesie en participatie als remedie voor polarisatie in de samenleving. Registreer je deelname hier.

Er is nog tijd om in te schrijven voor de tweede editie van de Week van het maatschappelijk middenveld van...Meer

De tweede editie van de Week van het maatschappelijk middenveld van het EESC, van 17 t/m 20 maart 2025, staat in het teken van meer cohesie en participatie als remedie voor polarisatie in de samenleving. Registreer je deelname hier.

Er is nog tijd om in te schrijven voor de tweede editie van de Week van het maatschappelijk middenveld van het EESC, waar maatschappelijke organisaties uit de EU, EU-beleidsmakers, deskundigen en journalisten zich zullen buigen over een uiterst prangende kwestie: hoe polarisatie in de hedendaagse samenlevingen tegengaan?

Aangevuurd door meervoudige crises — van de COVID-19-pandemie en de klimaatverandering tot stijgende kosten van levensonderhoud en toenemende inkomensverschillen — heeft polarisatie zich verspreid in de EU en elders in de wereld, met als gevolg meer sociale verdeeldheid, een aangetast vertrouwen in democratische instellingen en een gemeenschapsgevoel dat onder druk staat.

In dit verband is de Week van het maatschappelijk middenveld 2025 bedoeld als een krachtige oproep tot actie om de sociale cohesie en de democratische participatie te versterken. Met levendige debatten en collaboratieve workshops biedt dit vierdaagse evenement alle deelnemers een uniek forum om deel te nemen aan kritische discussies, best practices uit te wisselen en samen te werken praktische oplossingen uit te werken. 

Wat kunt u verwachten?

De Week van het maatschappelijk middenveld 2025 omvat onder meer paneldiscussies onder leiding van de EESC-verbindingsgroep, de Dag van het Europees burgerinitiatief (ECI) en de prijsuitreiking van de EESC-prijs voor het maatschappelijk middenveld.

Het startschot wordt gegeven met een inspirerende toespraak van academicus, schrijver en politiek commentator Albena Azmanova, waarmee meteen de toon wordt gezet voor de volgende debatten.

De daaropvolgende paneldiscussie op hoog niveau staat in het teken van de vraag of we nog “In verscheidenheid verenigd” zijn. Tot de panelleden behoren onder meer Younous Omarjee, ondervoorzitter van het Europees Parlement, Adriana Porowska, minister voor het maatschappelijk middenveld namens het Poolse voorzitterschap, Oliver Röpke, EESC-voorzitter, Brikena Xhomaqi, covoorzitter van de EESC-verbindingsgroep, Petros Fassoulas, secretaris-generaal van European Movement International, en Mădălina-Mihaela Antoci van de nationale jeugdraad van Moldavië.

Discussiethema’s tijdens de Week van het maatschappelijk middenveld zijn onder meer: hoe burgerschapsvorming kan helpen om kloven te overbruggen, hoe Europa een voortrekkersrol kan spelen op het gebied van innovatie zonder afbreuk te doen aan zijn waarden, en hoe we huisvesting betaalbaarder en duurzamer kunnen maken en tegelijkertijd energiearmoede kunnen aanpakken en multigenerationeel wonen kunnen ondersteunen. Ook zal worden nagedacht over manieren om het maatschappelijk middenveld te versterken door middel van overheids- en filantropische steun, ervoor te zorgen dat in het EU-beleid in het kader van de groene en blauwe transitie rekening wordt gehouden met lokale behoeften, en ervoor te zorgen dat het maatschappelijk middenveld in heel Europa kan rekenen op doeltreffende erkenning, bescherming en participatie.

Een speciale sessie, die samen met het Europees Parlement wordt georganiseerd, zal specifiek betrekking hebben op het meerjarig financieel kader (MFK) en de gevolgen daarvan voor het maatschappelijk middenveld.

EBI-dag 2025

De EBI-dag op 18 maart is gewijd aan het krachtige instrument van participerende democratie dat het Europees burgerinitiatief is. Het Europees burgerinitiatief is ingevoerd bij het Verdrag van Lissabon en biedt burgers de mogelijkheid de Europese Commissie te verzoeken nieuwe EU-wetgeving over een bepaald onderwerp voor te stellen. Een initiatief moet door 1 miljoen mensen zijn ondertekend om in aanmerking te worden genomen door de Commissie.

Via discussies op hoog niveau en interactieve workshops zullen de deelnemers zich buigen over belangrijke topics, zoals de rol van het EBI bij het tegengaan van polarisatie en manieren om meer steun in de lidstaten op te bouwen. Bijzondere aandacht zal uitgaan naar de vraag hoe maatschappelijke organisaties actief aan het EBI-proces kunnen deelnemen om de stem van de burgers te laten horen in de Europese beleidsvorming.

Deelnemers aan de EBI-dag krijgen ook een unieke kans om rechtstreeks contact te leggen met vroegere, huidige en toekomstige initiatiefnemers van EBI’s, om beste praktijken en ervaringen ten behoeve van hun eigen campagnes uit te wisselen.

Verder zal tijdens het evenement worden ingezoomd op het belang van impactstrategieën om EBI’s en burgerpanels doeltreffender te maken, met name ter vergroting van de kans dat de EU-instellingen wetgevend met EBI-initiatieven aan de slag gaan.

EESC-prijs voor het maatschappelijk middenveld 2025

Op de laatste dag van de Week van het maatschappelijk middenveld 2025 zal onder meer de 15e EESC-prijs voor het maatschappelijk middenveld worden uitgereikt.

Deze prijs is bedoeld om meer bekendheid te geven aan de buitengewone manier waarop het maatschappelijk middenveld bijdraagt aan de totstandbrenging van een Europese identiteit en van Europees burgerschap, en aan de bevordering van de gemeenschappelijke waarden die de Europese integratie schragen. Met deze erkenning, die jaarlijks wordt toegekend, worden particulieren en maatschappelijke organisaties beloond voor hun innovatieve en creatieve projecten zonder winstoogmerk die verband houden met verschillende voor de EU relevante thema’s.

Dit jaar gaat de prijs naar drie projecten die hun pijlen richten op schadelijke polarisatie in de Europese samenleving.

De Week van het maatschappelijk middenveld wordt afgesloten met een dynamische slotsessie met deelname van de uitvoerend vicevoorzitter van de Europese Commissie (o.v), Katarina Barley, ondervoorzitter van het Europees Parlement, Oliver Röpke, EESC-voorzitter, en Nataša Vučković, secretaris-generaal van Centre for Democracy Foundation in Servië.

Neem deel aan de discussies!

De Week van het maatschappelijk middenveld 2025 heeft vier dagen lang heel wat in petto met inzichtelijke discussies, inspirerende sprekers op hoog niveau en tal van netwerkmogelijkheden. Kortom, een evenement dat u niet wilt missen. Registreer uw deelname vandaag nog en draag mee bij tot een samenhangender en participatiever Europa!

Het volledige programma vindt u hier.

Schrijf u hier in vóór 12 maart. (ma)

Minder

Jaarlijks jongerenevenement van het EESC brengt leiders van morgen bijeen

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) houdt op 13 en 14 maart 2025 zijn jaarlijkse jongerenevenement Jouw Europa, jouw mening (YEYS), waaraan meer dan 130 deelnemers uit heel Europa en daarbuiten deelnemen. Dit unieke evenement brengt middelbare scholieren, vertegenwoordigers van jongerenorganisaties en afgevaardigden van nationale jeugdraden, in de leeftijd van 16 tot 25 jaar, uit alle 27 EU-lidstaten, 9 kandidaat-lidstaten en het VK samen.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) houdt op 13 en 14 maart 2025 zijn jaarlijkse jongerenevenement Jouw Europa, jouw mening (YEYS), waaraan meer dan 130 deelnemers uit heel Europa en daarbuiten deelnemen. Dit unieke evenement brengt middelbare scholieren, vertegenwoordigers van jongerenorganisaties en afgevaardigden van n...Meer

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) houdt op 13 en 14 maart 2025 zijn jaarlijkse jongerenevenement Jouw Europa, jouw mening (YEYS), waaraan meer dan 130 deelnemers uit heel Europa en daarbuiten deelnemen. Dit unieke evenement brengt middelbare scholieren, vertegenwoordigers van jongerenorganisaties en afgevaardigden van nationale jeugdraden, in de leeftijd van 16 tot 25 jaar, uit alle 27 EU-lidstaten, 9 kandidaat-lidstaten en het VK samen.

Het evenement, dat bestaat uit een reeks workshops, panels en debatten, zal jongeren een platform bieden om actief bij te dragen aan het vormgeven van de toekomst van Europa. Tijdens het evenement, dat dit jaar de titel “Jongeren een stem geven” draagt, zullen de deelnemers zich buigen over cruciale thema’s als duurzaamheid, sociale inclusie, digitale transformatie en nog veel meer.

De resultaten van de debatten en de verzamelde inzichten zullen worden meegenomen in de tweede Week van het maatschappelijk middenveld van het EESC en zullen ook worden gepromoot tijdens het Europees Jongerenevenement (EYE) dat in juni 2025 door het Europees Parlement in Straatsburg wordt georganiseerd.

Met het evenement wordt benadrukt hoe belangrijk het is de betrokkenheid van jongeren om te zetten in maatschappelijke actie, participatieve democratie en de totstandkoming van Europees beleid.

Blijf ons volgen om informatie te krijgen over de resultaten en initiatieven die deze belangrijke bijeenkomst zal opleveren. (kc)

Minder
Nieuws van de groepen

Het kompas voor het concurrentievermogen: een opportune stap om de economische motor van Europa weer aan te zwengelen

door Stefano Mallia, voorzitter van de groep Werkgevers van het EESC

Op 29 januari heeft de Europese Commissie het EU-kompas voor het concurrentievermogen goedgekeurd — een cruciale en opportune stap die de economische motor van Europa weer moet aanzwengelen en de koers van de EU voor de komende vijf jaar zal bepalen.

door Stefano Mallia, voorzitter van de groep Werkgevers van het EESC

Op 29 januari heeft de Europese Commissie het EU-kompas voor het concurrentievermogen goedgekeurd — een cruciale en opportune stap die de economische motor van Europa weer moet aanzwengelen en de koers van de EU voor de komende vijf jaar zal bepalen.

Werkgevers in de EU pleiten al geruime tijd voor een Meer

door Stefano Mallia, voorzitter van de groep Werkgevers van het EESC

Op 29 januari heeft de Europese Commissie het EU-kompas voor het concurrentievermogen goedgekeurd — een cruciale en opportune stap die de economische motor van Europa weer moet aanzwengelen en de koers van de EU voor de komende vijf jaar zal bepalen.

Werkgevers in de EU pleiten al geruime tijd voor een overkoepelende agenda voor het concurrentievermogen en wij zijn zeer te spreken over de drie pijlers van het kompas: het dichten van de innovatie- en productiviteitskloof, het combineren van decarbonisatie en concurrentievermogen en het verminderen van afhankelijkheden om toeleveringsketens veilig te stellen. Deze zijn van essentieel belang om ervoor te zorgen dat Europa wereldwijd kan concurreren, talent kan aantrekken en behouden en innovatie kan bevorderen.

Wel is het zo dat het kompas uiteindelijk alleen een succes kan worden indien er concrete maatregelen worden uitgewerkt en deze tijdig worden uitgevoerd. Belangrijke initiatieven zoals het omnibuspakket voor vereenvoudiging, de Clean Industrial Deal en de horizontale strategie ter verdieping van de interne markt zullen een doorslaggevende rol spelen. Maar opgesmukte strategieën en pakkende benamingen volstaan niet om ons de uitdagingen die op ons afkomen van het lijf te houden.

Zo is vereenvoudiging van het regelgevingskader de eerste en meest dringende stap. Het is van essentieel belang dat de bureaucratische rompslomp wordt verminderd en dat er sneller en flexibeler te werk wordt gegaan. Al te lang hebben bedrijven in de EU te kampen met een besluitvorming die veel te ingewikkeld en traag is. Ook moet de concurrentievermogenstoets op een zinvolle wijze geïmplementeerd worden, zodat nieuwe wet- en regelgeving de groei van het bedrijfsleven niet in de weg staat maar juist ondersteunt.

Het kompas is terecht gericht op het bevorderen van innovatie door middel van een robuuste kapitaalmarktenunie en het aanpakken van structurele belemmeringen om het potentieel van Europa op het gebied van deep tech, schone energie en geavanceerde productie te ontsluiten, terwijl er tegelijkertijd een vruchtbaar ecosysteem voor start-ups en scale-ups tot stand moet worden gebracht.

Dat de kapitaalmarktenunie nog altijd in de steigers staat, herinnert er ook maar al te goed aan dat we ons geen enkele vertraging kunnen veroorloven. Het kompas voorziet weliswaar in een betere coördinatie van nationale overheidsinvesteringen, maar bevat geen duidelijk plan voor andere gemeenschappelijke financieringsbronnen. De wereld zal echter niet op ons wachten.

De race is begonnen en we moeten nú schakelen naar de hoogste versnelling. Het ontsluiten van het concurrentievermogen is niet alleen een economische noodzaak, maar ook de sleutel tot welvaart waar iedereen van profiteert. Europese bedrijven zijn en blijven een deel van de oplossing. 

Minder

Concurrentievermogen tegen elke prijs? Europa mag sociale en arbeidsrechten niet uit het oog verliezen.

Door de groep Werknemers van het EESC

De groep Werknemers van het EESC waarschuwt dat de zwaarbevochten sociale en werknemersrechten niet terzijde mogen worden geschoven in het streven van de EU om concurrerend te blijven in de wereldeconomie. Bij alle oproepen tot meer deregulering mag de EU niet gaan morrelen aan belangrijke wetgeving, zoals de Europese pijler van sociale rechten.

Door de groep Werknemers van het EESC

De groep Werknemers van het EESC waarschuwt dat de zwaarbevochten sociale en werknemersrechten niet terzijde mogen worden geschoven in het streven van de EU om concurrerend te blijven in de wereldeconomie. Bij alle oproepen tot meer deregulering mag de EU niet gaan morrelen aan belangrijke wetgeving, zoals de Europese pijler van sociale rechten.

Naar aanleiding van de aanbevelingen in de rapporten van...Meer

Door de groep Werknemers van het EESC

De groep Werknemers van het EESC waarschuwt dat de zwaarbevochten sociale en werknemersrechten niet terzijde mogen worden geschoven in het streven van de EU om concurrerend te blijven in de wereldeconomie. Bij alle oproepen tot meer deregulering mag de EU niet gaan morrelen aan belangrijke wetgeving, zoals de Europese pijler van sociale rechten.

Naar aanleiding van de aanbevelingen in de rapporten van Draghi en Letta heeft de Commissie een mededeling over het kompas voor concurrentievermogen uitgebracht die, aangevuld met de horizontale initiatieven die zij heeft voorgesteld, de activiteiten van bedrijven moet stimuleren. Doel is het concurrentievoordeel van Europa te versterken.

De groep Werknemers maakt zich ernstig zorgen dat de sociale en arbeidsrechten gaandeweg uit het oog worden verloren, aangezien de EU er blijkbaar voor heeft gekozen om tegen elke prijs gelijke tred te houden met andere concurrerende economieën.

Daarom heeft de groep Werknemers een reeks initiatiefadviezen voorgesteld waarin het concurrentievermogen wordt behandeld vanuit het oogpunt van de toegevoegde waarde van menselijk kapitaal.  Een daarvan is het aangekondigde voorstel voor een advies over “De rol van vakbonden bij het verbeteren van de productiviteit”. Het advies wil aantonen dat de drijvende krachten achter de productiviteit in de EU (die van invloed is op het concurrentievermogen) voornamelijk investeringen in menselijk kapitaal (werknemers), technologie en innovatie zijn.

De sleutelrol van vakbonden wordt in dit verband benadrukt, aangezien zij individuele werknemers door middel van collectieve onderhandelingen en maatregelen verenigen. Dat geeft de arbeidsmarkt een zodanige dynamiek dat zij de belofte van een concurrerende economie kan helpen waarmaken.

Verder zal een studie van de groep Werknemers binnenkort de stand van zaken met betrekking tot de EU-wetgeving inzake de Europese pijler van sociale rechten inventariseren en evalueren. De studie zal een belangrijk instrument zijn om het sociaal beleid te volgen, aangezien Europa in zijn zoektocht naar de gulden weg naar concurrentievermogen waarschijnlijk van zijn eigen economie zal uitgaan.   

Tot slot zal de groep Werknemers tijdens haar vergadering in april van de categorie Stem van de werknemers voor meer democratische participatie zich buigen over de voorgestelde inspanningen om de regeldruk voor bedrijven te verminderen (gezien als een factor die het concurrentievermogen van Europa vertraagt) en de gevolgen ervan voor de EU-wetgeving ter bescherming van werknemers en het milieu, met name als het gaat om passende zorgvuldigheid op het gebied van duurzaamheid en duurzaamheidsrapportage door ondernemingen.

Minder

Nieuwe EESC-studie over betaalbare, duurzame huisvesting in de EU

door de EESC-groep Maatschappelijke Organisaties

Tussen 2010 en 2022 zijn de huizenprijzen in de EU met 47 % gestegen en de huurprijzen met 18 %. Eurostat heeft berekend dat in 2023 meer dan 10 % van de huishoudens in steden en 7 % van de huishoudens in plattelandsgebieden meer dan 40 % van hun beschikbare inkomen aan huisvesting heeft besteed. Het EESC wilde nagaan hoe we huisvesting voor alle Europeanen betaalbaarder en duurzamer kunnen maken en heeft daarom een studie besteld waarin wordt onderzocht wat het beleid hieraan kan doen. In dit interview bespreken de coauteurs van de studie, econoom Agnieszka Maj en Karolina Zubel, directeur Milieu, Energie en Klimaatverandering van het Centrum voor Sociaal en Economisch Onderzoek (CASE), de belangrijkste bevindingen.

 

door de EESC-groep Maatschappelijke Organisaties

Tussen 2010 en 2022 zijn de huizenprijzen in de EU met 47 % gestegen en de huurprijzen met 18 %. Eurostat heeft berekend dat in 2023 meer dan 10 % van de huishoudens in steden en 7 % van de huishoudens in plattelandsgebieden meer dan 40 % van hun beschikbare inkomen aan huisvesting heeft besteed. Het EESC wilde nagaan hoe we huisvesting voor alle Europeanen betaalbaar...Meer

door de EESC-groep Maatschappelijke Organisaties

Tussen 2010 en 2022 zijn de huizenprijzen in de EU met 47 % gestegen en de huurprijzen met 18 %. Eurostat heeft berekend dat in 2023 meer dan 10 % van de huishoudens in steden en 7 % van de huishoudens in plattelandsgebieden meer dan 40 % van hun beschikbare inkomen aan huisvesting heeft besteed. Het EESC wilde nagaan hoe we huisvesting voor alle Europeanen betaalbaarder en duurzamer kunnen maken en heeft daarom een studie besteld waarin wordt onderzocht wat het beleid hieraan kan doen. In dit interview bespreken de coauteurs van de studie, econoom Agnieszka Maj en Karolina Zubel, directeur Milieu, Energie en Klimaatverandering van het Centrum voor Sociaal en Economisch Onderzoek (CASE), de belangrijkste bevindingen.

Waar gaat deze EESC-studie precies over en waarom is dit van belang?

Deze studie over betaalbare en duurzame huisvesting in de EU onderzoekt de behoefte aan betaalbare en duurzame huisvesting in de EU en licht de rol toe van digitalisering (AI, digitale bouwvergunningen, relevante databases) en structuren van de sociale economie. Aan de hand van casestudies worden vernieuwende initiatieven besproken om de betaalbaarheid, toegankelijkheid en duurzaamheid van huisvesting te verbeteren. De studie geeft aanbevelingen voor maatregelen tot 2030 en 2050 die aansluiten bij de EU-doelstellingen van klimaatbestendigheid, sociale gelijkheid en economische groei. Ze biedt strategische inzichten om het huisvestingsbeleid aan te passen aan de veranderende uitdagingen en tegelijkertijd het welzijn van de bevolking te bevorderen.

Wat zijn de belangrijkste bevindingen van de studie?

Dankzij de digitalisering kunnen de planning, de bouw en het beheer van woningen efficiënter, goedkoper en duurzamer worden. Vooralsnog zijn die kostenbesparingen beperkt gebleven. Als digitale vernieuwingen niet worden opgepikt, is dat vooral te wijten aan de traditionele manier van denken van belanghebbenden, het vermeende lage rendement op investeringen, de hoge implementatiekosten en het gebrek aan stimulansen, opleiding en regelgeving. Om het potentieel van digitalisering volledig te benutten, zijn meer investeringen in digitale infrastructuur erg belangrijk, bijvoorbeeld door digitale platforms interoperabel te maken.

Het inschakelen van organisaties uit de sociale economie (woningcorporaties met een beperkt winstoogmerk, organisaties van algemeen nut, coöperaties) is een veelbelovende beleidsinnovatie waarmee de huidige uitdagingen in de huisvestingssector kunnen worden aangepakt. Deze organisaties bieden kosteneffectieve, goed ontworpen huisvestingsoplossingen die de cohesie binnen de gemeenschap en de stabiliteit van de huisvesting op lange termijn bevorderen. Bouwverenigingen zonder winstoogmerk of met beperkt winstoogmerk in Wenen bijvoorbeeld, goed voor 30 % van alle woningbouw in Wenen, hebben een stabiliserende invloed op de woningmarkt door de prijzen laag te houden. Zo blijven de huurprijzen betaalbaar en worden marktverstoringen voorkomen.

Wat zijn in het licht van deze bevindingen uw belangrijkste aanbevelingen voor actie en verder onderzoek?

Op middellange termijn moet het huisvestingsbeleid van de EU resulteren in een “New European Deal voor betaalbare duurzame sociale huisvesting” en een “huisvestingsrichtlijn” om een uniforme aanpak in alle lidstaten te garanderen. Landen moeten innovatieve modellen zoals coöperaties en huisvesting met beperkt winstoogmerk bevorderen, flexibele financiële steun bieden voor huisvestingsprojecten en digitale hulpmiddelen gebruiken voor betere huisvestingsoplossingen.

Op lange termijn moet het huisvestingsbeleid een strategische en duurzame aanpak volgen, waarbij prioriteit wordt gegeven aan lokale oplossingen en voortdurende monitoring. Digitalisering moet worden gestandaardiseerd via wetgeving, met praktijken op het gebied van de circulaire economie zoals bankleningen gekoppeld aan de eis om te bouwen volgens het kringloopprincipe, huurstimulansen op basis van energie-efficiëntie en bottom-up financieringsinitiatieven. Daarnaast moet het concept van sociale huisvesting worden uitgebreid naar gezinnen met een middeninkomen, vergelijkbaar met het Weense model, dat een sociale mix bevordert en gentrificatie voorkomt. Om daadwerkelijk te voldoen aan de huisvestingsbehoeften is het ook van cruciaal belang om de aandacht te richten op zowel nieuwbouw als het renoveren en herbestemmen van ongebruikte gebouwen.

Toekomstig onderzoek moet zich toespitsen op inclusieve benaderingen in stadsplanning, bouw en huisvesting om de toegankelijkheid voor alle burgers te verbeteren. Er moet ook onderzoek worden gedaan naar de impact van opkomende technologieën, zoals AI en automatisering, op kostenbesparingen en efficiëntie bij de ontwikkeling en het beheer van huisvesting. Ook is er onderzoek nodig naar innovatieve huisvestingsmodellen in alle EU-lidstaten, waarbij op zoek wordt gegaan naar strategieën die zowel de betaalbaarheid als de duurzaamheid kunnen verbeteren.

De studie is in opdracht van het EESC uitgevoerd op verzoek van de groep Maatschappelijke Organisaties.

Minder
Soon in the EESC/Cultural events

Kompas voor het concurrentievermogen biedt geen evenwicht tussen de behoeften van bedrijven en de rechten van werknemers

Het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV), Europa's grootste vakbondsorganisatie, die 45 miljoen werknemers op Europees niveau vertegenwoordigt, heeft geweigerd het Kompas voor het concurrentievermogen, de blauwdruk van de Europese Commissie voor het stimuleren van de EU-economie, te onderschrijven. Voor het EVV is het Kompas in zijn huidige vorm niet aanvaardbaar. We spraken met de secretaris-generaal van het EVV, Esther Lynch, over de belangrijkste bezwaren van werknemers tegen het kompas en over het lot van de Europese pijler van sociale rechten in het licht van nieuwe oproepen tot drastische deregulering en een sterkere nadruk op concurrentievermogen.

Het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV), Europa's grootste vakbondsorganisatie, die 45 miljoen werknemers op Europees niveau vertegenwoordigt, heeft geweigerd het Kompas voor het concurrentievermogen, de blauwdruk van de Europese Commissie voor het stimuleren van de EU-economie, te onderschrijven. Voor het EVV is het Kompas in zijn huidige vorm niet aanvaardbaar. We spraken met de secretaris-generaal van het EVV, Esther Lynch, over de belangrijkste bezwa...Meer

Het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV), Europa's grootste vakbondsorganisatie, die 45 miljoen werknemers op Europees niveau vertegenwoordigt, heeft geweigerd het Kompas voor het concurrentievermogen, de blauwdruk van de Europese Commissie voor het stimuleren van de EU-economie, te onderschrijven. Voor het EVV is het Kompas in zijn huidige vorm niet aanvaardbaar. We spraken met de secretaris-generaal van het EVV, Esther Lynch, over de belangrijkste bezwaren van werknemers tegen het kompas en over het lot van de Europese pijler van sociale rechten in het licht van nieuwe oproepen tot drastische deregulering en een sterkere nadruk op concurrentievermogen.

Vakbonden in de EU hebben reeds hun ongenoegen geuit over de nieuwste plannen van de Europese Commissie om de economie van de EU nieuw leven in te blazen.
Wat zijn volgens u de voornaamste problemen met het Kompas voor het concurrentievermogen van de Commissie? Welke voorstellen ziet u als bijzonder problematisch?

Het grootste euvel is dat deregulering voorrang krijgt boven de investeringen die nodig zijn om hoogwaardige banen te scheppen, een sterk Europees industriebeleid te ontwikkelen en hoogwaardige openbare diensten te waarborgen. In het Kompas wordt het belang van hoogwaardige banen voor een concurrerende economie weliswaar erkend, maar in plaats van de nodige wetgeving voor te stellen om rechten te versterken, arbeidsvoorwaarden te verbeteren en collectieve onderhandelingen te stimuleren, worden deze doelstellingen ondermijnd door in te zetten op deregulering, wat kan leiden tot slechtere arbeidsomstandigheden en baanonzekerheid.

Een van de meest zorgwekkende voorstellen is de invoering van de 28e vennootschapsregeling, die ondernemingen in staat zou stellen buiten de nationale arbeidswetgeving te opereren. Dit zou de arbeidswetgeving in heel Europa ernstig kunnen ondermijnen, met als gevolg een neerwaartse spiraal op het gebied van de rechten en bescherming van werknemers.

Evenzo is een verbod op “gold-plating” — het vermogen van regeringen om wetgeving vast te stellen die verder gaat dan de minimumnormen van EU-richtlijnen — zeer problematisch. Het idee achter EU-richtlijnen, in tegenstelling tot EU-verordeningen, is dat in richtlijnen minimumnormen voor alle landen worden vastgesteld. Door te stellen dat niet verder mag worden gegaan dan minimumnormen, wordt niet alleen het idee hierachter op losse schroeven gezet; ook zou dit zeer nadelig uitvallen voor werkenden en leiden tot de vernietiging van hard bevochten vooruitgang op het gebied van onder meer gezondheidszorg, onderwijs, gezondheid en veiligheid op het werk en een eerlijk loon.

Daarnaast is de oproep van het Kompas om pensioenhervormingen door te voeren op basis van een langer beroepsleven problematisch, aangezien het werknemers onnodig belast zonder te voorzien in de behoefte aan houdbare en eerlijke pensioenstelsels.

Verder is het Kompas sterk gericht op voordelen voor bedrijven, met talrijke beloften aan bedrijfsgroepen, zonder concrete toezeggingen met betrekking tot wetgeving die ten goede zou komen aan werkenden. Zo is er onder meer een gebrek aan maatregelen om ervoor te zorgen dat overheidsinvesteringen worden gebruikt om hoogwaardige banen te scheppen in plaats van alleen maar de bedrijfswinsten te verhogen.

Kortom, het Kompas voor het concurrentievermogen biedt geen evenwicht tussen de behoeften van bedrijven en de rechten en het welzijn van werknemers, waardoor het voorstel in zijn huidige vorm onaanvaardbaar is.

Kan de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten hiermee in gevaar komen?

Op papier heeft de Commissie zich in haar onlangs gepubliceerde werkprogramma voor 2025 opnieuw gecommitteerd aan de Europese pijler van sociale rechten. In de praktijk is datzelfde werkprogramma echter het eerste sinds 2019 waarin geen enkel sociaal wetgevingsinitiatief te vinden is.

Daarentegen heeft de Commissie voor 2025 acht wetgevingsteksten in verband met “vereenvoudiging” voorgesteld. Niemand wordt graag overstelpt met administratieve lasten, en vakbonden stellen hiervoor actief oplossingen voor, bijvoorbeeld regels inzake overheidsopdrachten.

Het is echter duidelijk dat de problemen waar Europa voor staat niet opgelost zullen worden door vereenvoudiging.

De grootste bedreiging voor de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten is de golf van massale ontslagen die in heel Europa wordt aangekondigd. Dit brengt lonen en werkzekerheid in gevaar, maar ook pensioenen, sociale bescherming en veel andere beginselen van de pijler.

Er moet worden gezorgd voor investeringen om hoogwaardige banen te beschermen en te creëren — onder meer door middel van een SURE 2.0-instrument en een sterk EU-investeringsmechanisme —, en de nodige wetgevingsinitiatieven moeten worden genomen om hoogwaardige banen te waarborgen.

Als het verminderen van de regeldruk niet de juiste manier is, wat kan de EU dan wél doen om haar positie in de huidige mondiale economische context te versterken?

De ontslagen zijn vooral het gevolg van een gebrek aan investeringen, zowel publiek als particulier.

Veeleer dan te investeren in het loon van werknemers en broodnodig onderzoek en ontwikkeling, hebben bedrijven voorrang gegeven aan dividenduitkeringen en de terugkoop van aandelen, wat technologische ontwikkelingen in Europa in de weg staat.

De afgelopen jaren hebben de VS en China grote overheidsinvesteringen op gang gebracht. Ondertussen was de EU druk bezig met het aannemen van nieuwe regels die haar lidstaten dwongen tot bezuinigingen.

De EU moet dringend van koers veranderen. Grootschalige overheidsinvesteringen — met sociale vereisten om ervoor te zorgen dat deze investeringen hoogwaardige banen opleveren — zijn een voorwaarde voor de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten.

Esther Lynch is secretaris-generaal van het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV). Zij heeft uitgebreide vakbondservaring op Iers, Europees en internationaal niveau en was zowel plaatsvervangend secretaris-generaal als confederaal secretaris bij het EVV. In haar functies gaf zij leiding aan inspanningen om de rechten van werknemers en vakbonden te versterken, door invloed uit te oefenen op belangrijke richtlijnen inzake toereikende minimumlonen, transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden en klokkenluiders. Ook leidde zij campagnes voor de Europese pijler van sociale rechten en voor billijke beloning. Met haar werk zorgde zij voor 15 wettelijk bindende blootstellingslimieten voor kankerverwekkende stoffen, en faciliteerde zij overeenkomsten tussen sociale partners over digitalisering en reprotoxische stoffen. Esther is al haar hele leven feministe en ijvert ervoor dat er een einde komt aan de onderwaardering van werk dat voornamelijk door vrouwen wordt verricht.

Het EVV vertegenwoordigt 45 miljoen leden van 94 vakbondsorganisaties in 42 Europese landen, plus 10 Europese vakbondsfederaties.

Minder

Voorgestelde deregulering is stap in de goede richting

Door Kinga Grafa

Bedrijven in Europa hebben nog steeds te kampen met enorme bureaucratie, versnipperde regelgeving en stijgende kosten. Deze overregulering staat hun groei in de weg en belet hen gelijke tred te houden met concurrenten uit andere delen van de wereld. Europa kan niet in rondjes blijven draaien. Ondernemers hebben daadwerkelijke veranderingen nodig, in plaats van nog meer analyses van de belemmeringen die we al jaren kennen. Dit is een belangrijk moment om van woorden naar daden over te gaan, schrijft Kinga Grafa van de Poolse vakbond Lewiatan.

Door Kinga Grafa

Bedrijven in Europa hebben nog steeds te kampen met enorme bureaucratie, versnipperde regelgeving en stijgende kosten. Deze overregulering staat hun groei in de weg en belet hen gelijke tred te houden met concurrenten uit andere delen van de wereld. Europa kan niet in rondjes blijven draaien. Ondernemers hebben daadwerkelijke veranderingen nodig, in plaats van nog meer analyses van de belemmeringen die we al jaren kennen. Dit is een belangrijk m...Meer

Door Kinga Grafa

Bedrijven in Europa hebben nog steeds te kampen met enorme bureaucratie, versnipperde regelgeving en stijgende kosten. Deze overregulering staat hun groei in de weg en belet hen gelijke tred te houden met concurrenten uit andere delen van de wereld. Europa kan niet in rondjes blijven draaien. Ondernemers hebben daadwerkelijke veranderingen nodig, in plaats van nog meer analyses van de belemmeringen die we al jaren kennen. Dit is een belangrijk moment om van woorden naar daden over te gaan, schrijft Kinga Grafa van de Poolse vakbond Lewiatan.

De Europese Commissie heeft onlangs het kompas voor concurrentievermogen gepubliceerd: een routekaart voor de komende vijf jaar om de economische positie van de EU te versterken en Europese bedrijven te ondersteunen. De door de Commissie voorgestelde aanpak is de juiste. Het bedrijfsleven heeft al geruime tijd aangedrongen op zulke veranderingen, die “concurrentievermogen” en de “eengemaakte markt” tot topprioriteiten hebben gemaakt. Maar als de EU een mondiale concurrent wil zijn, moet zij nu actie ondernemen. Uitgaande van een sterke economie moeten we de regelgeving snel stroomlijnen, de energiekosten verlagen en zorgen voor doeltreffende steun voor investeringen en innovatie. Verder moeten, in het licht van het grillige geopolitieke klimaat, vrijhandelsovereenkomsten met belangrijke partners worden afgerond, zoals die betreffende de toegang tot kritieke grondstoffen.

Vandaag de dag hebben bedrijven in Europa nog steeds te kampen met enorme bureaucratie, versnipperde regelgeving en stijgende kosten. Concurrenten uit andere delen van de wereld groeien sneller, terwijl overregulering de groei van Europese bedrijven in de weg staat. De Europese Commissie moet specifieke hervormingen voorstellen die het ondernemingsklimaat in de EU daadwerkelijk verbeteren. Het kompas voor concurrentievermogen maakt werk van de belangrijkste hinderpalen voor groei en productiviteit in de EU, zoals hoge energiekosten, overregulering en tekorten aan vaardigheden en arbeidskrachten. Dit is de juiste aanpak, maar het belangrijkste is om dit toe te passen. Dit betekent wetgevingsvoorstellen en actieplannen die het concurrentievermogen bevorderen en de zaak niet vertragen.

De eengemaakte markt is een van de grootste succesverhalen van de Europese integratie, maar de mogelijkheden ervan moeten volledig worden benut. Het is onaanvaardbaar dat de belemmeringen op de eengemaakte markt, die 20 jaar geleden al zijn vastgesteld, nu nog bestaan. Het Poolse voorzitterschap van de Raad van de EU heeft de kans hier verandering in te brengen. Daarbij is de vrije dienstverrichting een belangrijke prioriteit. Dit is niet alleen van levensbelang voor de vervoerssector, maar ook voor de groeiende groep bedrijven die professionele diensten aanbieden. Helaas wordt in de rapporten van Letta en Draghi onvoldoende aandacht besteed aan deze kwestie. Letta richtte zich alleen op de bouw en de detailhandel, terwijl Draghi geen oog had voor de ramingen van de Commissie voor de aanvullende stappen die het potentieel van de dienstenmarkt zouden kunnen ontsluiten. Positief is dat in het verslag van Niinistö wordt gewezen op de rol van diensten bij de opbouw van veerkracht en veiligheid. Iedereen is ervan doordrongen hoe belangrijk dit is in het huidige geopolitieke landschap. Tegen deze achtergrond stelt de Commissie de “28e regeling” voor, één geheel van regels voor belastingen, arbeids- en vennootschapsrecht. Dit initiatief wil grensoverschrijdende activiteiten vereenvoudigen, met name voor kmo’s, maar we weten in dit stadium niet genoeg over het voorstel om het te kunnen beoordelen.

De voorgestelde deregulering en gestroomlijnde wetgeving is zonder meer een stap in de goede richting. Nu is echter het moment om de voorstellen in de praktijk te brengen, en dit moet meer zijn dan het louter terugdringen van de rapportagelast. Wij hopen dat de Commissie een grondige “doorlichting” van de EU-wetgeving zal uitvoeren die zal leiden tot specifieke voorstellen om het regelgevingskader van de EU snel te verbeteren.

We kijken uit naar het forum voor de eengemaakte markt in Krakau en wachten op de conclusies van de openbare raadpleging met leden van Lewiatan. Het doel is de volgende strategie voor de eengemaakte markt voor te bereiden.

Dit is een belangrijk moment, waarbij wordt overgegaan van woorden naar daden en oplossingen worden toegepast die de ontwikkeling van het Europese bedrijfsleven daadwerkelijk aanjagen. Een dialoog tussen de EU-instellingen en de sociale partners is van essentieel belang om oplossingen te vinden die tegemoetkomen aan de feitelijke behoeften van bedrijven. Als we geen gedurfde beslissingen nemen, zullen we waardevolle tijd verliezen en achterblijven bij de wereldwijde concurrentie.

Kinga Grafa is adjunct-directeur-generaal Europese Zaken bij het Pools Werkgevensverbond Lewiatan en permanent afgevaardigde bij BusinessEurope. Met haar achtergrond als politiek wetenschapper en journalist heeft zij ervaring opgedaan met de werking van de EU toen ze werkte voor het bureau van het Comité voor Europese integratie (2008-2009) en het Europees Parlement (2009-2014). Zij is ook co-auteur van een boek over de Poolse aristocratie en schreef wetenschappelijke publicaties over Amerikaans buitenlands beleid, de Amerikaanse elite en culturele diplomatie.

Minder

Future 500: Europese bedrijven klaarstomen voor wereldwijd succes

“Het is tijd om een concrete stap vooruit te zetten uit het rapport-Draghi voordat het in een bureaulade verdwijnt. We hebben goede strategieën en beleidsmakers nodig die op dit rapport kunnen voortborduren en strategieën voor het industriebeleid van de EU kunnen ontwikkelen”, aldus Kroatisch ondernemer en wetenschapper Stjepan Orešković.  Samen met Jörn Fleck, senior directeur van de trans-Atlantische denktank Atlantic Council, presenteerde hij het ambitieuze initiatief “Future 500” tijdens de openbare internationale conferentie Conclave II in Brussel. Als onderdeel van het bredere platform van de Atlantic Council SEEUS Futures, wil “Future 500” 500 Europese bedrijven selecteren en ondersteunen die gereed zijn voor flinke groei en wereldwijde impact. Het is de bedoeling nieuwe ondernemers in Europa te ondersteunen om wereldwijd te concurreren en zo de aanwezigheid van Europa op het internationale economische toneel te versterken. Stjepan Orešković vertelde ons meer over het project.

“Het is tijd om een concrete stap vooruit te zetten uit het rapport-Draghi voordat het in een bureaula verdwijnt. We hebben goede strategieën en beleidsmakers nodig die dit rapport achter zich kunnen laten en strategieën voor het industriebeleid van de EU kunnen ontwikkelen”, aldus Kroatisch ondernemer en wetenschapper Stjepan Orešković.  Samen met Jörn Fleck, senior directeur van de trans-Atlantische denktank Atlantic Council, presenteerde hi...Meer

“Het is tijd om een concrete stap vooruit te zetten uit het rapport-Draghi voordat het in een bureaula verdwijnt. We hebben goede strategieën en beleidsmakers nodig die dit rapport achter zich kunnen laten en strategieën voor het industriebeleid van de EU kunnen ontwikkelen”, aldus Kroatisch ondernemer en wetenschapper Stjepan Orešković.  Samen met Jörn Fleck, senior directeur van de trans-Atlantische denktank Atlantic Council, presenteerde hij het ambitieuze initiatief “Future 500” tijdens de openbare internationale conferentie Conclave II in Brussel. Als onderdeel van het bredere platform van de Atlantic Council SEEUS Futures, wil “Future 500” 500 Europese bedrijven selecteren en ondersteunen die gereed zijn voor flinke groei en wereldwijde impact. Het is de bedoeling nieuwe ondernemers in Europa te ondersteunen om wereldwijd te concurreren en zo de aanwezigheid van Europa op het internationale economische toneel te versterken. Stjepan Orešković vertelde ons meer over het project.

Kunt u kort het uitgangspunt van het project “Future 500” toelichten?

Op basis van inzichten uit belangrijke rapporten over de toekomst van Europa (met name die van Draghi, Letta en Heitor) en bekeken vanuit de dubbele optiek van wetenschappers en ondernemers roert het initiatief een aantal kritieke vraagstukken aan: Wie zal deze plannen voor concurrentievermogen en het onlangs gepubliceerde Kompas voor concurrentievermogen uitvoeren? Welke mechanismen zullen worden gebruikt? Welke kosten gaan hiermee gepaard? En welke rendementen kunnen er worden verwacht in vergelijking met die van recente snelgroeiende Amerikaanse bedrijven? Het project “Future 500” is een hoeksteen van het SEEUS-platform, dat de VS, de EU en Zuidoost-Europa vertegenwoordigt, en streeft ernaar de zichtbaarheid en samenwerking tussen deze regio’s te vergroten. Het is strategisch ontworpen om tegemoet te komen aan de dringende behoefte van Europa om een dynamisch klimaat te bevorderen dat lokale bedrijven ertoe aanzet wereldleider te worden. Het initiatief is gericht op het verstrekken van durfkapitaal, strategische begeleiding en internationale netwerkmogelijkheden, waarbij we leren van deskundigen zoals Dani Rodrik van de Harvard University en Beata Jaworcik van de EBWO om een industriebeleid van de 21e eeuw te ontwikkelen dat onze concurrentiepositie aanzienlijk versterkt.

Heeft u al potentiële kandidaten voor de 500 bedrijven die u van plan bent te selecteren? Aan welke basiseisen moet een bedrijf voldoen om in aanmerking te komen?

Er zijn nog geen specifieke ondernemingen gekozen, maar “Future 500” zal zich richten op entiteiten met potentiële schaalbaarheid en snelle groei. Het proces zal open en continu zijn en voorrang geven aan economische belofte, innovatie en strategisch belang binnen de desbetreffende sector. Wij zullen ook proberen partnerschappen aan te gaan met multilaterale ontwikkelingsbanken en investeerders die al bedrijven ondersteunen om een concurrerende kracht te worden. De nadruk ligt op bedrijven die al een robuuste groei te zien geven, alsook innovatieve capaciteiten en de ambitie om een mondiale schaal te bereiken. Dit garandeert dat de ondernemingen niet alleen marktleiders zijn, maar ook koplopers op het gebied van technologie en bedrijfsmodellen. We zullen voortbouwen op de ervaringen van grote projecten zoals Scale-Up Europe, die oprichters, investeerders, leidinggevenden en wetenschappers bijeenbrengen om van Europa een thuishaven voor technologiekampioenen te maken. Voor de kandidaat-lidstaten van de EU zijn deze potentieel geselecteerde ondernemingen van cruciaal belang: zij zullen de beginselen van de nieuwe economie belichamen en fungeren als rolmodellen voor ambitieuze, internationaal concurrerende ondernemingen die niet in de eerste plaats afhankelijk zijn van financiering door nationale belastingbetalers.

Hoe optimistisch bent u over het mondiale concurrentiepotentieel van Europa?

Er is veel optimisme over het vermogen van Europa om zijn mondiale concurrentiepositie te versterken en de huidige houding van zelfmedelijden van ons af te schudden. Het totale rendement van de benchmarkaandelen van de eurozone, sinds het begin van deze stierenmarkt eind 2022, was beter dan het rendement van de S&P 500, als we Nvidia buiten beschouwing laten. Dankzij de Europese sociale en gezondheidsstelsels blijven mensen gedurende langere perioden gezond en actief tegen veel lagere kosten. Ook hebben zij een positief effect op de productiviteit en het concurrentievermogen van onze economie op wereldschaal.

We proberen het begrip “oprecht enthousiasme” van Immanuel Kant gestalte te geven, dat hij in verband met de Franse revolutie noemde. Die mentaliteit kan problemen omzetten in een motiverende kracht, wat leidt tot ogenschijnlijk onoverwinnelijke vastberadenheid. We hebben minder rijke industriëlen en jonge honden nodig (rijke, zelfgenoegzame elites en kruiperige, weinig ambitieuze volgers) die de afgelopen twee decennia zijn bevoordeeld. In plaats daarvan hebben we meer “hungry young men” nodig, enthousiaste, ambitieuze personen die klaar zijn om uitdagingen aan te gaan.

Het initiatief “Future 500” heeft tot doel de in de rapporten over het concurrentievermogen gesignaleerde chronische kwesties proactief aan te pakken, zoals de behoefte aan gedurfde innovatie en de uitbreiding van ondernemingen. Europa’s positie in de wereld zal in hoge mate afhangen van zijn vermogen om geavanceerde technologieën te integreren, ondernemerstalent te stimuleren en het industriebeleid te verfijnen om inclusieve groei te ondersteunen. Door gebruik te maken van goed opgeleide arbeidskrachten, rijk innovatief erfgoed en traditionele en nieuwe industriële sectoren (en door werk te maken van zaken als versnipperde regelgeving en marktonevenwichtigheden) streeft het initiatief naar een vruchtbaar klimaat voor leiders uit het bedrijfsleven en innovatoren.

Kort samengevat is het initiatief “Future 500” een belangrijke stap voor het testen van het economische landschap van Europa, het positioneren van het continent als mondiale concurrent door het bevorderen van ondernemingen met een groot potentieel en het versterken van het ecosysteem voor ondernemerschap. Als we niet weten wie onze concurrenten zijn, kunnen we ze ook niet verslaan.

Dr. Stjepan Orešković is wetenschapper en ondernemer. Hij is lid van de European Academy of Sciences and Arts en een oprichter van Bosqar Invest. Onder leiding van de familie Orešković breidde Bosqar Invest zijn personeelsbestand binnen vijf jaar uit van 300 tot meer dan 16 000 werknemers. Hiermee getuigt hij van een formidabele opschalingsstrategie waarin wetenschap, technologie, investeringen van pensioen- en andere fondsen en ondernemingsmoed samengaan, een essentiële aanpak die in het rapport-Draghi wordt bepleit. Deze strategische nadruk was waarschijnlijk van invloed op de start van het project Future 500 door de Atlantic Council.

Minder

ECCJ zegt nee tegen omnibuspakket: bedrijfsbelangen mogen EU-beleid niet dicteren

Binnenkort zal de Europese Commissie een pakket wetgevingshervormingen op het gebied van bedrijfsrapportageverplichtingen bekendmaken, bekend als het “omnibuspakket”.  Dit pakket heeft tot doel de duurzaamheidsregelgeving te vereenvoudigen en te stroomlijnen en de rapportageverplichtingen voor bedrijven eenvoudiger te maken. Sinds de aankondiging ervan in november heeft het omnibuspakket veel stof doen opwaaien in de EU, en geleid tot discussies en tegenkanting van verschillende groepen. Maatschappelijke organisaties, vakbonden, bedrijven, beleggers, juristen en wetenschappers hebben allemaal hun bezorgdheid geuit over het gevaar dat het omnibuspakket tot deregulering kan leiden, en er bij de Commissie op aangedrongen de huidige instrumenten te beschermen en niet af te zwakken.  Andriana Loredan van de European Coalition for Corporate Justice (ECCJ) legt uit wat er op het spel staat en waarom maatschappelijke organisaties zoals het ECCJ zich tegen het omnibuspakket verzetten. 

Binnenkort zal de Europese Commissie een pakket wetgevingshervormingen op het gebied van bedrijfsrapportageverplichtingen bekendmaken, bekend als het “omnibuspakket”.  Dit pakket heeft tot doel de duurzaamheidsregelgeving te vereenvoudigen en te stroomlijnen en de rapportageverplichtingen voor bedrijven eenvoudiger te maken. Sinds de aankondiging ervan in november heeft het omnibuspakket veel stof doen opwaaien in de EU, en geleid tot discussies en tegenkanting van ve...Meer

Binnenkort zal de Europese Commissie een pakket wetgevingshervormingen op het gebied van bedrijfsrapportageverplichtingen bekendmaken, bekend als het “omnibuspakket”.  Dit pakket heeft tot doel de duurzaamheidsregelgeving te vereenvoudigen en te stroomlijnen en de rapportageverplichtingen voor bedrijven eenvoudiger te maken. Sinds de aankondiging ervan in november heeft het omnibuspakket veel stof doen opwaaien in de EU, en geleid tot discussies en tegenkanting van verschillende groepen. Maatschappelijke organisaties, vakbonden, bedrijven, beleggers, juristen en wetenschappers hebben allemaal hun bezorgdheid geuit over het gevaar dat het omnibuspakket tot deregulering kan leiden, en er bij de Commissie op aangedrongen de huidige instrumenten te beschermen en niet af te zwakken.  Andriana Loredan van de European Coalition for Corporate Justice (ECCJ) legt uit wat er op het spel staat en waarom maatschappelijke organisaties zoals het ECCJ zich tegen het omnibuspakket verzetten.

Concurrentievermogen als excuus om de broodnodige duurzaamheidsregels minder streng te maken

Het omnibuspakket heeft betrekking op drie belangrijke duurzaamheidsinstrumenten die centraal staan in de Europese Green Deal, namelijk de richtlijn duurzaamheidsrapportage door bedrijven (CSRD), de richtlijn passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid (CSDDD) en de taxonomieverordening. Het pakket is een rechtstreeks resultaat van de koerswijziging van de nieuwe Commissie, die is ingezet met het rapport van Mario Draghi over de toekomst van het Europese concurrentievermogen van september 2024. In het rapport-Draghi wordt de stagnatie van de EU-markten deels toegeschreven aan de buitensporige regeldruk voor bedrijven, terwijl gemakshalve wordt voorbijgegaan aan andere belangrijke factoren, zoals de inflatie van de olie-, gas- en voedselprijzen als gevolg van speculatie door multinationals. Volgens het rapport-Draghi is het EU-kader voor duurzaamheidsrapportage en passende zorgvuldigheid een belangrijke bron van regeldruk. Hoewel er geen bewijs is dat de duurzaamheidswetgeving verantwoordelijk is voor het vermeende gebrek aan concurrentievermogen van de EU, is deze enge visie een voorwendsel geworden om de duurzaamheidswetgeving mogelijk helemaal te ontmantelen.

Met dit specifieke omnibuspakket wil de Commissie een aantal van de meest kritieke instrumenten die recentelijk zijn ingevoerd om de gevolgen van grote bedrijven voor mens en milieu aan te pakken, vereenvoudigen. Dit omvat de CSDDD, die pas vorig jaar is goedgekeurd en nog moet worden geïmplementeerd.

Hoe de inhoud van het omnibuspakket eruit zal zien blijft tot nu toe voer voor speculatie. Een van de belangrijkste risico’s die kleven aan het nieuwe pakket is echter dat de duurzaamheidsinstrumenten juridisch op losse schroeven worden gezet, wat zou kunnen leiden tot nieuwe onderhandelingen over belangrijke bepalingen (zoals de wettelijke aansprakelijkheid of klimaattransitieplannen in het kader van de CSDDD). Het ECCJ is sterk gekant tegen een herziening van de eerder overeengekomen duurzaamheidswetgeving. Dit zou de onzekerheid over de regelgeving vergroten, het respect van bedrijven voor mensenrechten en het milieu in gevaar brengen en pioniers een hak zetten.

Onevenredig grote invloed van bedrijven temidden van een afgezwakt raadplegingsproces

De aankondiging van het omnibuspakket en de ontwikkeling van het voorstel door de Commissie zijn uitgevoerd met een totaal gebrek aan transparantie en zonder rekening te houden met het EU-recht of de eigen procedureregels van de Commissie.

De Commissie is voornemens haar omnibusinitiatief binnen een zeer korte termijn te presenteren, waardoor er geen tijd is voor een behoorlijke effectbeoordeling en openbare raadpleging. Deze benadering is onverenigbaar met het recht om deel te nemen aan de besluitvormingsprocessen van de EU, een democratisch beginsel dat door het EU-recht wordt beschermd. Ze is ook in strijd met de eigen richtsnoeren van de Commissie voor een betere regelgeving, die een brede en transparante raadpleging van belanghebbenden tijdens het beleidsvormingsproces van de Commissie vereisen.

In plaats daarvan heeft de Commissie in februari 2025 een schijnraadpleging gehouden, een zogenaamde “reality check”, met een klein, selectief groepje belanghebbenden, voornamelijk grote ondernemingen en ondernemersverenigingen. Veel van deze bedrijven zijn momenteel verwikkeld in rechtszaken wegens schendingen van mensenrechten of het milieu in hun eigen activiteiten of waardeketen. Ze hebben er dus belang bij dat de duurzaamheidswetgeving wordt afgezwakt, ten koste van werknemers, lokale gemeenschappen en het klimaat. Bovendien staat de onevenredige vertegenwoordiging van grote ondernemingen in schril contrast met de ondervertegenwoordiging van het maatschappelijk middenveld. Maatschappelijke organisaties, vakbonden en kleine bedrijven waren alleen symbolisch vertegenwoordigd, terwijl slachtoffers van misbruik door ondernemingen, en bedrijven die de duurzaamheidsregelgeving wel ondersteunen, volledig werden uitgesloten van het gesprek.

Het omnibuspakket: een potentiële bedreiging voor een ambitieus klimaatbeleid

Commissievoorzitter Ursula von der Leyen en commissaris Valdis Dombrovskis, die toezicht houdt op de hele “vereenvoudigingsoefening”, lijken zich te voegen naar de agenda van de grootste, machtigste ondernemingen. De belangrijkste partners van de Commissie tijdens de zogenaamde “reality check” waren ondernemingen waarvan de bedrijfsactiviteiten aanzienlijk bijdragen aan de klimaatverandering en die belang hebben bij het verminderen van klimaatverplichtingen, zoals bedrijven in de olie-, gas-, petrochemische, automobiel- en financiële sector. Gezien de huidige klimaatcrisis en de negatieve gevolgen ervan voor mens en milieu rijst de vraag of het omnibuspakket geen stap achteruit zal betekenen voor het klimaatbeleid.

De Commissie moet prioriteit geven aan implementatie in plaats van deregulering

Als de Commissie zich werkelijk bekommert om het concurrentievermogen en een vermindering van de regeldruk, maar ook om mensenrechten en klimaatrechtvaardigheid, dan zou ze moeten nadenken over de vraag hoe de duurzaamheidsinstrumenten effectief kunnen worden geïmplementeerd. Dit kan gemakkelijk worden gedaan door richtsnoeren te ontwikkelen om bedrijven en autoriteiten van de lidstaten bij te staan, zoals vastgelegd in de CSDDD, en door te zorgen voor financiering en capaciteitsopbouw. Deze aanpak zou tegemoetkomen aan de kritiek in het rapport-Draghi dat richtsnoeren ontbreken om de toepassing van de duurzaamheidswetgeving van de EU te vergemakkelijken.

Ten slotte is het stiekem herschrijven van cruciale duurzaamheidsregels achter gesloten deuren, samen met enkele van ’s werelds grootste ondernemingen, niet bepaald de manier om echt concurrerend te worden. 

Andriana Loredan is beleidsmedewerker bij de European Coalition for Corporate Justice (ECCJ). Sinds 2022, het jaar waarin het voorstel voor een richtlijn inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid werd gepubliceerd, zet zij zich in voor de verdediging van deze richtlijn. Daarvoor werkte ze bij Anti-Slavery International aan het thema bedrijfsleven en mensenrechten vanuit het oogpunt van dwangarbeid. 

Minder

Decennialang is er keihard gevochten voor onze ecologische, sociale en economische verworvenheden. Zet deze niet op het spel.

Volgens Danny Jacobs, algemeen directeur van het Vlaamse milieunetwerk Bond Beter Leefmilieu (BBL) moet de EU weerstand bieden aan de lokroep van deregulering. Deregulering creëert niets dan onzekerheid voor bedrijven, verzwakt het op duurzaamheid gerichte concurrentievermogen en brengt het welzijn en vertrouwen van burgers in gevaar. Milieuorganisaties maken zich grote zorgen over het laatste voorstel van de EU om de regelgeving te vereenvoudigen. Ze vrezen dat de belangrijkste doelstellingen van de Europese Green Deal op een zijspoor zullen worden gezet.

Volgens Danny Jacobs, algemeen directeur van het Vlaamse milieunetwerk Bond Beter Leefmilieu (BBL) moet de EU weerstand bieden aan de lokroep van deregulering. Deregulering creëert niets dan onzekerheid voor bedrijven, verzwakt het op duurzaamheid gerichte concurrentievermogen en brengt het welzijn en vertrouwen van burgers in gevaar. Milieuorganisaties maken zich grote zorgen over het laatste voorstel van de EU om de regelgeving te vereenvoudigen. Ze vrezen dat ...Meer

Volgens Danny Jacobs, algemeen directeur van het Vlaamse milieunetwerk Bond Beter Leefmilieu (BBL) moet de EU weerstand bieden aan de lokroep van deregulering. Deregulering creëert niets dan onzekerheid voor bedrijven, verzwakt het op duurzaamheid gerichte concurrentievermogen en brengt het welzijn en vertrouwen van burgers in gevaar. Milieuorganisaties maken zich grote zorgen over het laatste voorstel van de EU om de regelgeving te vereenvoudigen. Ze vrezen dat de belangrijkste doelstellingen van de Europese Green Deal op een zijspoor zullen worden gezet.

Wat vindt u van de nieuwste dereguleringsinitiatieven van de Commissie, zoals het kompas voor het concurrentievermogen of het omnibuspakket?

De Europese Commissie heeft een economisch ingegeven programma van deregulering en vereenvoudiging voorgesteld dat de moeizaam bereikte resultaten op het gebied van milieu, maatschappij en economie in gevaar dreigt te brengen. De EU verkeert in een spagaat tussen aanpassing en behoud van het Europese acquis en kan daarom moeilijk een duidelijke koers uitzetten.

Eind januari heeft de Commissie het kompas voor het concurrentievermogen gepresenteerd. Daarin wordt ingegaan op de bezorgdheid van het bedrijfsleven over de energiekosten en economische uitdagingen. Belangrijke prioriteiten zoals nulverontreiniging en het welzijn van de burgers worden echter terzijde geschoven. Op deze manier lukt het niet om de Europese economie te sturen in de richting van een schone, welvarende en circulaire toekomst. Het kompas dreigt Europa op een dwaalspoor te brengen. Het promoten van concurrerende decarbonisatie zonder rekening te houden met sociale en milieudoelstellingen ondermijnt het eigenlijke doel van de EU-instellingen, namelijk het dienen en verdedigen van het algemeen welzijn.

Maatschappelijke organisaties maken zich vooral zorgen over de riskante vereenvoudigingsdoelstelling van 25 % van het kompas. Hoewel het stroomlijnen van regelgeving welkom is, kan vereenvoudiging zonder grondige effectbeoordelingen de bescherming van gezondheid, maatschappij en milieu in gevaar brengen. Innovatie in het bedrijfsleven wordt niet belemmerd door regelgeving, maar eerder door een gebrek aan duidelijke regels. Verdere deregulering zou alleen maar een klimaat van onzekerheid creëren, de pioniers - bedrijven die een voortrekkersrol spelen - benadelen en de vooruitgang en duurzame ontwikkeling op de helling zetten.

We vrezen ook dat dit streven naar vereenvoudiging ten koste zal gaan van milieu- en sociale doelstellingen. De richtlijn duurzaamheidsrapportering door bedrijven, de richtlijn inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid en de EU-taxonomie hebben veel tekortkomingen en gaan niet ver genoeg. Als deze richtlijnen nu nog verder worden afgezwakt, verliezen ze elke betekenis.

Een ander concreet voorbeeld illustreert de huidige situatie goed.  In Vlaanderen hebben we de voorbije jaren een enorm probleem met PFAS. Grote gebieden zijn verontreinigd door deze chemicaliën. Dit brengt de gezondheid van honderdduizenden burgers in gevaar. De meest doeltreffende manier om de risico’s van stoffen zoals PFAS in te dijken, die zowel in industriële processen als in producten (mengsels en voorwerpen) worden gebruikt, bestaat erin ze te beperken of te verbieden in het kader van de wetgeving inzake chemische stoffen (Reach). Als de Europese Commissie de Reach-verordening zou versoepelen, zou dat de blootstelling aan gevaarlijke chemische stoffen die schadelijk zijn voor de volksgezondheid vergroten. Bedrijven zouden minder verplicht zijn om naar veilige alternatieven te zoeken, wat de innovatie in duurzame chemie zou afremmen. Dit kan leiden tot meer milieuvervuiling, aangezien minder strenge regels resulteren in meer gevaarlijke lozingen en meer afval. Consumenten zouden meer risico lopen als producten niet meer zo grondig gecontroleerd worden op giftige stoffen. Als gevolg daarvan zouden Europese bedrijven achterop kunnen raken bij de wereldwijde transitie naar veiligere en milieuvriendelijkere producten en marktaandeel kunnen verliezen aan concurrenten die zich richten op toekomstbestendige innovaties.

Wat zijn uw verwachtingen voor de Green Deal nu de Commissie een nieuwe koers heeft aangekondigd om de Europese economie te stimuleren?

Het werkprogramma 2025 van de Europese Commissie is zowel veelbelovend als riskant. Hoewel de toezeggingen op het gebied van decarbonisatie en betaalbare energie aangeven dat Europa schoner en veerkrachtiger kan worden, dreigen de belangrijkste doelstellingen van de Europese Green Deal te worden verzwakt. Er is groeiende bezorgdheid over de voorgestelde omnibusverordening, die onder het mom van vereenvoudiging zou kunnen leiden tot deregulering met betrekking tot maatschappelijk ondernemen. We zien steeds vaker dat vereenvoudiging een voorwendsel is om essentiële beschermingsmaatregelen af te zwakken: van de chemicaliënwetgeving tot de landbouw. Een duidelijk voorbeeld hiervan is de overhaaste hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) in maart 2024, waarbij milieu- en klimaatbeschermingsmaatregelen overboord werden gegooid. Nu dreigt de langverwachte herziening van de Reach-verordening, die ooit was bedoeld om de volksgezondheid en het milieu te beschermen, te worden verpakt als een “vereenvoudigingsmaatregel” om de regels voor de industrie te versoepelen.

Nog maar een paar maanden geleden beloofde Commissievoorzitter Von der Leyen om alle doelstellingen van de Europese Green Deal te zullen respecteren. Uit het huidige werkprogramma blijkt echter het tegendeel, omdat juist de doelstellingen waar actie het meest dringend is - met name de ambitie om alle verontreiniging tot nul terug te dringen - minder prioriteit krijgen.

Denkt u dat de voorgestelde deregulering een negatief effect kan hebben op duurzaamheid en de tot nu toe geboekte vooruitgang?

De EU moet zich verzetten tegen de voortdurende drang naar deregulering, die de rechtszekerheid en voorspelbaarheid voor bedrijven alleen maar zou ondergraven, het op duurzaamheid gerichte concurrentievermogen op de lange termijn zou verzwakken en het welzijn en vertrouwen van burgers zou aantasten.

De EU moet ervoor zorgen dat het terugdringen van de administratieve rompslomp niet ten koste gaat van de bescherming van het milieu en de volksgezondheid. Een intelligente implementatie moet de Europese Green Deal niet uithollen, maar juist versterken. Het verzwakken van belangrijke milieu- en sociale beschermingsmaatregelen onder het mom van minder bureaucratie is geen strategie voor economische kracht. Het is een roekeloze stap terug, waarbij juist de regels die onze economie toekomstbestendig moeten maken, worden ondermijnd. Dit alles brengt het alarmerende risico met zich mee dat een decennium van vooruitgang op het gebied van duurzaamheid ongedaan wordt gemaakt.

Tegelijkertijd staat het maatschappelijk middenveld in de hele EU onder toenemende druk nu de grondrechten worden bedreigd door beperkende wetten voor buitenlandse agenten, het hardhandige optreden tegen protesten en het snoeien in de uitgaven. Het Europees schild voor de democratie en de toekomstige EU-strategie voor het maatschappelijk middenveld moeten meer zijn dan alleen symbolische toezeggingen. Ze moeten zorgen voor wettelijke bescherming, duurzame financiering en een gestructureerde dialoog tussen het maatschappelijk middenveld en de EU-instellingen. Het werkprogramma van de Commissie moet prioriteit geven aan de bescherming van de democratie door het maatschappelijk middenveld te versterken. Zonder een onafhankelijk maatschappelijk middenveld dat over voldoende middelen beschikt, loopt de Europese democratie zelf gevaar.

Danny Jacobs is algemeen directeur van de Bond Beter Leefmilieu — BBL (een federatie van 135 Vlaamse milieuorganisaties in België) en Belgisch vertegenwoordiger bij het Europees Milieubureau (het grootste Europese netwerk van milieuorganisaties, dat ongeveer 30 miljoen leden en sympathisanten vertegenwoordigt).

Minder
Redactie

Ewa Haczyk-Plumley (editor-in-chief)
Laura Lui (ll)

Aan deze uitgave werkten mee

Christian Weger (cw)
Daniela Vincenti (dv)
Dimitra Panagiotou (dm)
Erika Paulinova (ep)
Ewa Haczyk-Plumley (ehp)
Giorgia Battiato (gb)
Jasmin Kloetzing (jk)
Katerina Serifi (ks)
Laura Lui (ll)
Leonard Mallet (lm)
Marco Pezzani (mp)
Margarita Gavanas (mg)
Margarida Reis (mr)
Millie Tsoumani (mt)
Pablo Ribera Paya (prp)
Samantha Falciatori (sf)
Parminder Shah (sp)
Thomas Kersten (tk)

Coördinatie

Agata Berdys (ab)
Giorgia Battiato (gb)

 

 

Adres

European Economic and Social Committee
Jacques Delors Building,
99 Rue Belliard,
B-1040 Brussels, Belgium
Tel. (+32 2) 546.94.76
Email: eescinfo@eesc.europa.eu

EESC info is published nine times a year during EESC plenary sessions. EESC info is available in 24 languages
EESC info is not an official record of the EESC’s proceedings; for this, please refer to the Official Journal of the European Union or to the Committee’s other publications.
Reproduction permitted if EESC info is mentioned as the source and a link  is sent to the editor.
 

February 2025
02/2025

Follow us

  • Facebook
  • Twitter
  • LinkedIn
  • Instagram