Het maatschappelijk middenveld wordt kort gezegd gevormd door groepen in de samenleving die in staat zijn zichzelf te organiseren en zelf gekozen doelstellingen te definiëren en te realiseren. In democratieën komen die groepen in groten getale voor en zijn ze heel divers zodat ze zo goed mogelijk de verscheidenheid aan meningen en opvattingen van hun leden kunnen vertegenwoordigen. In niet-democratische regimes staan niet-gouvernementele organisaties meestal tegenover de machthebbers. Dat het maatschappelijk middenveld van zich kan laten horen, is te danken aan actief burgerschap, ofwel de wil om samen te werken in het algemeen belang, onafhankelijk van overheidsinstanties.
Ten tijde van de PiS-regering zijn organisaties van het maatschappelijk middenveld in actie gekomen tegen veranderingen die een bedreiging vormden voor het bestuurssysteem en de mensenrechten. Het rapport “Onderdrukking en mobilisatie: het maatschappelijk middenveld en de crisis van de rechtsstaat” van de Helsinki Foundation for Human Rights laat zien dat niet-gouvernementele organisaties in de jaren 2016-2022 veel massaprotesten hebben georganiseerd ter verdediging van de rechtsstaat en tegen de schending van constitutionele waarden. Ook boden zij juridische hulp aan groepen die het slachtoffer waren van discriminatie en repressie. De niet-gouvernementele sector was voortdurend op zoek naar nieuwe kanalen om deel te nemen aan besluitvormingsprocessen en organiseerde onder meer succesvolle coalities voor de verkiezing van de mensenrechtencommissaris en de kinderombudsman alsmede burgerpanels.
De kracht van het Poolse maatschappelijk middenveld blijkt uit de uitkomst bij de parlementsverkiezingen van 15 oktober 2023. De historisch hoge opkomst van 74,38 % en het door de oppositie behaalde electorale overwicht zijn het bewijs van de doeltreffende mobilisatie van burgers, die tot een regeringswissel leidde. De kandidaten van Recht en Rechtvaardigheid (Prawo i Sprawiedliwość, PiS) behaalden 35,38 % van de stemmen. Daarmee was die partij sinds 1989 de eerste die voor de derde keer op rij de parlementsverkiezingen won, maar in tegenstelling tot de verkiezingen van 2015 en 2019 kreeg ze niet de meerderheid van de zetels die nodig is om een regering te vormen. Andere partijen die in de Sejm (het Poolse Parlement) kwamen, waren de Burgercoalitie (KO; met 30,7 % van de stemmen), de Derde Weg PSL-PL (14,4 %), Nieuw Links (8,61 %) en de Confederatie Vrijheid en Onafhankelijkheid (7,16 %). Een coalitie van drie partijen (KO, de Derde Weg PSL-PL en Nieuw Links) behaalde in totaal 51,72 % van de stemmen en daarmee de voor de vorming van een regering vereiste meerderheid. Na een mislukte formatiepoging van PiS trad een regering met als premier Donald Tusk aan.
In geen enkele opiniepeiling was zo’n hoge opkomst voorspeld. Bij de parlementsverkiezingen van 2019 was de opkomst 61,74 % en bij de historische verkiezingen van 1989 lag die op 62,7 %. Uit enquêtes (van o.a. het CBOS en de Batory-stichting) bleek dat een sterke behoefte aan veranderingen, die werd ingegeven door langdurige maatschappelijke frustratie, burgers ertoe had aangezet naar de stembus te gaan. Ook vóór de verkiezingen kwam de samenleving al op grote schaal in actie. Zo was er een recordaantal kiezers dat zich registreerde om buiten hun woonplaats te kunnen stemmen (op 12 oktober hadden om 15 uur 960 000 mensen hun stembureau gewijzigd en hadden ongeveer 1,2 miljoen een aanvraag daartoe ingediend). Ook had bijna het dubbele aantal Polen in het buitenland zich ingeschreven als kiezer (circa 600 000 tegenover 350 000 bij de verkiezingen van 2019).
Een andere factor die wellicht meer burgers stimuleerde om zich te mobiliseren en aan de parlementsverkiezingen deel te nemen, was het aangekondigde nationale referendum. De opkomst bij dit referendum bedroeg 40,91 % en dat was daarom niet bindend. Verder was het van groot belang dat niet-gouvernementele organisaties talrijke acties op touw zetten om burgers aan te moedigen te gaan stemmen. Ik noem hier met name de op vrouwen en jongeren gerichte campagnes, die zeker hebben bijgedragen aan de hogere opkomst (zoals “Aan jou de keuze” van het Vrouwensteminitiatief, “We zijn lang genoeg stil geweest” van het Westinitiatief en “Jij besluit!” van SexEd). Bij de parlementsverkiezingen van 2019 ging 61,5 % van de vrouwen en 60,8 % van de mannen stemmen. Onder jongeren van 18 tot 29 jaar lag dat percentage op 46,4 %. In 2023 gingen meer vrouwen (73,7 %) dan mannen (72,0 %) en beduidend meer jongeren van 18 tot 29 jaar (68,8 %) naar de stembus. In aanloop naar de verkiezingen van vorig jaar waren er minstens 20 campagnes van maatschappelijke organisaties om een hoge opkomst te stimuleren.
Dat waren voornamelijk internetcampagnes, maar soms waren er ook acties op televisie, radio en zelfs in de bioscoop. Doordat er beroemdheden, influencers, acteurs en publieke figuren aan de campagnes deelnamen, konden de verschillende doelgroepen beter worden bereikt. Volgens de CBOS-enquête “Electorale motieven en keuzes” uit oktober 2023 hadden de meeste kiezers (ongeveer 70 %) al enkele weken vóór de verkiezingen hun keuze gemaakt. De rest deed dat later, in de laatste week vóór de verkiezingen (circa 28 %) of pas de dag ervoor (4 %) of op de verkiezingsdag zelf (9 %). Voor KO-kiezers was vooral de houding van die partij ten opzichte van de Europese Unie belangrijk (80 %). Een bijna even belangrijke reden die werd genoemd om voor de KO te kiezen, was de behoefte aan een wisseling van de macht (77 %). Voor een groot deel van de mensen die op de KO stemde (64 %), staat die partij voor waarden en beginselen waarmee zij zich vereenzelvigen. PiS-kiezers vonden dat hun partij opkomt voor hun belangen (“ze zorgt voor mensen zoals wij”; 66 %) en de door hen aangehangen waarden en beginselen verdedigt (62 %). Ook gaven zij aan positief te staan tegenover de vorige regeerperiodes van hun partij (64 %) en haar economische programma (59 %).
Al in juni 2024 gaan de Polen weer naar de stembus, dan om hun vertegenwoordigers in het Europees Parlement te kiezen. Deze Europese verkiezingen kunnen worden beschouwd als de volgende stap in een verkiezingscyclus die met de parlementsverkiezingen van 2023 is begonnen, want in april 2024 zijn er in Polen eerst nog lokale verkiezingen. Dan zal het ook gaan over Europa maar zal dit thema niet zo’n grote rol spelen als tijdens de parlementsverkiezingen. In 2024 is het twintig jaar geleden dat Polen tot de EU toetrad, wat de opkomst bij de Europese verkiezingen positief kan beïnvloeden. Tijdens de vorige verkiezingen voor het Europees Parlement in 2019 bedroeg de opkomst in Polen 45,68 %.
Heel veel Polen vinden het een goede zaak dat hun land lid is van de Europese Unie. In april 2023 bleek uit een CBOS-enquête dat 85 % van de Poolse bevolking achter het EU-lidmaatschap staat. Dit percentage is lager dan vroeger, maar nog altijd zeer hoog. 10 % van de Polen is tegen het EU-lidmaatschap en 5 % heeft daar geen mening over.
Voor de eerste keer zullen de Europese verkiezingen plaatsvinden tegen de achtergrond van verschillende crises, waaronder de oorlog in Oekraïne, de klimaatcrisis, een economische crisis en het groeiende rechts populisme. In dit verband is de verwachting dat er meer sprake zal zijn van desinformatie, en daarom is adequate en coherente communicatie die op verschillende groepen kiezers is afgestemd, des te belangrijker in de verkiezingscampagnes. Door de internationale spanningen gaan de voorstanders van Europa ook steeds meer hun hoop vestigen op de Europese Unie om onze veiligheid te garanderen.
Małgorzata Molęda-Zdziech
Hogeschool voor Economie van Warschau – Team Europe Direct Polen
Minder