EESC info

Op 5 en 6 mei heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité, als vertegenwoordiger van het maatschappelijk middenveld, zijn deuren geopend voor het “Europees burgerpanel” waaraan werd deelgenomen door een honderdtal burgers die representatief zijn voor de verscheidenheid van de 27 lidstaten (dus zonder het Verenigd Koninkrijk).

Deze ontmoeting werd georganiseerd door de Europese Commissie op initiatief van de Franse regering en in samenwerking met het Comité, dat als gastheer optrad voor deze “première”.  

De deelnemers aan het panel hebben gedebatteerd over hun zorgen, angsten en verwachtingen voor het Europa van morgen, om uiteindelijk 12 belangrijke kwesties aan te wijzen die de Europese burgers zorgen baren. Zij hebben betrekking op alle terreinen van het maatschappelijk leven, zoals werkloosheid, onderwijs, migratie, milieu, klimaat, gezondheid, defensie en veiligheid. Kortom, elke burger heeft de gelegenheid gehad zijn mening te geven over de toekomst van Europa.

Vanaf 9 mei zal de vragenlijst, die een pan-Europees instrument is geworden en het uitgangspunt vormt voor een door de Europese Commissie georganiseerde raadpleging, online worden gepubliceerd voor alle Europese burgers, met het oog op de top in Sibiu in mei 2019. 

De voorzitter van het EESC, Luca Jahier, wees op het unieke karakter van dit project, dat ons dwingt “gaandeweg het pad te zoeken", en benadrukte het belang van een dialoog over de thema's die de burgers van Europa hebben aangedragen. De voorzitter heeft de deelnemers aan het panel op het hart gedrukt dat rekening zal worden gehouden met hun meningen: “De verscheidenheid aan meningen en de culturele en taalkundige context creëren de rijkdom van onze Europese ruimte”.

Volgens Thierry Libaert, lid van groep III, mag het Europees burgerpanel niet beperkt blijven tot een eenmalig evenement in Brussel. Het moet worden voortgezet in de lidstaten, mede in samenwerking met de leden van het EESC.

Het idee om als gastheer op te treden voor het Europese burgerpanel ontstond tijdens de EESC-zitting van februari 2018. De Franse minister van Europese Zaken, Nathalie Loiseau, heeft tijdens die zitting het door president Macron voorgestelde Europese raadplegingsproces gepresenteerd. Bij die gelegenheid hebben Georges Dassis (de aftredende voorzitter van het EESC) en Luca Jahier (de aantredende voorzitter) voorgesteld dat het Comité hier actief en onmiddellijk aan zou deelnemen. Ze verwezen daarbij naar het succes van de raadplegingen die het Comité in 2017 in de lidstaten heeft gehouden in het kader van het witboek van Juncker over de toekomst van Europa. (ehp)

Uitbreiding van de EU, en met name de verspreiding van haar democratische waarden en rechtsnormen naar de Westelijke Balkan, is in het belang van zowel de Westelijke Balkanlanden als de EU, benadrukt het Europees Economisch en Sociaal Comité in zijn advies over Economische en sociale samenhang en Europese integratie van de Westelijke Balkan dat tijdens zijn zitting van 19 april is goedgekeurd.

"Het is van cruciaal belang dat de toetreding van de Westelijke Balkanlanden een prioriteit van de EU blijft," zegt Andrej Zorko, rapporteur voor het EESC-advies. "Het bevorderen van de waarden van de EU in de regio zal zorgen voor veiligheid en stabiliteit in deze landen en hun sociale en economische ontwikkeling bevorderen, evenals de democratie en de rechtsstaat. En dit zal op zijn beurt de stabiliteit en veiligheid in de EU ten goede komen. Het is van groot belang dat het maatschappelijk middenveld, waaronder de sociale partners, een actieve rol in dit proces spelen."

Corruptie, georganiseerde misdaad, de algemene zwakte van de staatsinstellingen en de rechtsstaat, en discriminatie van minderheden zijn enkele van de problemen waar de landen van de Westelijke Balkan mee te kampen hebben. De economieën van de zes landen blijven groeien, maar desondanks behoren ze nog steeds tot de armste van Europa. Geschat wordt dat volledige convergentie met de levensstandaard in de EU wel veertig jaar kan duren. Daarom is het EESC van mening dat de Europese Commissie specifieke programma's voor een snellere sociale en economische convergentie van de Westelijke Balkanlanden zou moeten ontwikkelen.

"Het EESC merkt op dat het toetredingsproces tot de EU een belangrijke reden blijft om hervormingen door te voeren in de landen van de Westelijke Balkan," zegt Dimitris Dimitriadis, corapporteur voor het EESC-advies. "Het EESC wijst erop dat er te weinig aandacht is voor de economische en sociale gevolgen van de doorgevoerde hervormingen, gezien het grote verschil in het niveau van economische en sociale zekerheid tussen de EU-lidstaten en de kandidaat-lidstaten. Bijgevolg beveelt het EESC aan om bij de beoordeling van de vraag of aan de criteria voor het lidmaatschap van de EU is voldaan, ook te kijken naar sociale, economische en territoriale samenhang." (sg)

EESC-advies roept op tot een krachtig, op wederkerigheid gebaseerd industrie- en productiebeleid

"De Europese Commissie moet een krachtig, op wederkerigheid gebaseerd industrie- en productiebeleid aannemen, anders zal onze Europese maritieme technologie de concurrentie van Aziatische scheepswerven niet overleven", waarschuwde Marian Krzaklewski, rapporteur van het EESC-advies over de LeaderSHIP-strategie, dat werd goedgekeurd tijdens de zitting van 19 april. 

Het EESC dringt er bij de Commissie op aan dat zij vaart zet achter de uitrol van de LeaderSHIP 2020-strategie en dat zij belangrijke aanbevelingen doet voor de nieuwe LeaderSHIP 2030-strategie.

"Europa heeft behoefte aan een specifieke aanpak voor de scheepsbouw en de productie van maritieme uitrusting. Europese beleidsmakers zouden dit net als hun collega's uit China, de VS, Japan en Zuid-Korea moeten behandelen als een strategische sector van de Europese economie", beklemtoonde corapporteur Patrizio Pesci.

Een dergelijke aanpak moet het volgende omvatten:

• een alomvattende OESO-overeenkomst om regels vast te leggen over subsidies, en mogelijk ook over prijsdiscipline;
• wederkerigheid tussen Europa en derde landen als leidend beginsel in zowel bilaterale als multilaterale handelsbesprekingen;
• een specifiek financieel instrument ter vergroting van de investeringen in deze sector met hoge kapitaalrisico's enz.

De Europese maritieme technologie is een voor Europa strategisch belangrijke sector, maar wordt met veel problemen geconfronteerd, niet in het minst vanwege het protectionistisch beleid van Oost-Aziatische concurrenten.

Er zijn ongeveer 300 scheepswerven in Europa, die werk bieden aan 200 000 mensen en goed zijn voor een jaarlijkse omzet van ongeveer 31 miljard EUR. Ongeveer 22 000 grote, middelgrote en kleine ondernemingen produceren en leveren maritieme uitrusting, goed voor een jaarlijkse omzet van ongeveer 60 miljard EUR. Zij bieden rechtstreeks werk aan meer dan 350 000 mensen en hebben een aandeel van ongeveer 50 % op de wereldmarkt. (sma)

Het EESC dringt erop aan dat er voldoende financiële middelen worden uitgetrokken voor de Europese pijler van sociale rechten. Verbeteringen in de lidstaten en een stevige budgettaire basis en meer investeringen en lopende uitgaven zijn nodig om de sociale pijler tot werkelijkheid te maken.

De geleidelijke tenuitvoerlegging van de pijler vereist niet alleen inspanningen van de lidstaten, maar ook de actieve betrokkenheid, verantwoordelijkheid en participatie van alle andere betrokken partijen – evenals toereikende financieringsmaatregelen om dit te bereiken.

"De belangrijkste elementen van de financiering zullen meer flexibiliteit in de EU-begrotingsregels voor overheidsinvesteringen, volledige benutting van de Europese structuurfondsen en eerlijke belastingheffing zijn," zegt Anne Demelenne (groep Werknemers, BE), rapporteur voor het advies over dit onderwerp.

Het EESC is ervan overtuigd dat adequate sociale investeringen van cruciaal belang zullen zijn voor het verwezenlijken van de doelstellingen door de lidstaten. Binnen de lidstaten en met behulp van diverse EU-programma's zou ruimte voor passende bestedingen moeten worden gemaakt. Om overheidsinvesteringen te bevorderen zou ook gebruik moeten worden gemaakt van de bestaande EU-instrumenten. 

Zoals Anne Demelenne het stelt: "Bij de onderhandelingen over het meerjarig financieel kader van de EU voor de periode na 2020 moeten onder meer de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten en de uitvoering daarvan voor ogen worden gehouden. Wij dringen erop aan, zoals ook het Europees Parlement heeft gedaan, dat het huidige plafond van 1 % voor de uitgaven van de EU wordt verhoogd."

Een stijging van de overheidsinvesteringen in de lidstaten kan worden gestimuleerd door middel van passend fiscaal beleid en de invoering van een gulden regel voor sociaal georiënteerde overheidsinvesteringen. Bovendien is het EESC van mening dat, naast nationale overheids- en EU-financiering, particuliere investeringen op sommige gebieden een bijdrage zouden kunnen leveren.(jk)

Het EESC is er rotsvast van overtuigd dat de EMU in dit stadium nog niet veerkrachtig en stabiel genoeg is om toekomstige crises doeltreffend het hoofd te bieden. Het Comité pleit voor de voltooiing van de EMU en dringt er bij besluitvormers op aan om een bredere en vlottere politieke overeenkomst te bereiken over de weg naar het uiteindelijke doel: een diepe en daadwerkelijke EMU.

"Verdere stappen op het gebied van de EMU dienen te zijn gebaseerd op een krachtige gemeenschappelijke visie van alle lidstaten, maar een gemeenschappelijke strategische visie ontbreekt duidelijk in het huidige politieke debat", zei Mihai Ivaşcu, rapporteur voor het recentste EESC-advies over het EMU-pakket van de Europese Commissie.

Stefano Palmieri, ECO-afdelingsvoorzitter en corapporteur, zei het volgende: "De voltooiing van de EMU vereist in de eerste plaats een krachtig politiek engagement, efficiënt bestuur en een beter gebruik van de beschikbare financiële middelen. Er moeten nieuwe financiële instrumenten worden ontwikkeld om crises te voorkomen en procyclische maatregelen tegen te gaan."

In zijn advies maakt het EESC onder meer duidelijk dat het nieuwe Europees Monetair Fonds niet als een gouden parachute mag fungeren. In plaats daarvan moet het dienen om bankcrises te voorkomen, de economische ontwikkeling te ondersteunen en schokken op te vangen.

Bovendien stelt het EESC voor om de voorgestelde nieuwe begrotingsinstrumenten op te nemen in de EU-begroting, met name een macro-economische stabiliseringsfunctie voor de eurozone en een specifieke convergentiefaciliteit ter ondersteuning van lidstaten die tot de eurozone willen toetreden.

Het Comité stelde als reactie op de voorstellen van de Commissie een afzonderlijk advies op over het steunprogramma voor structurele hervormingen in de lidstaten.

In zijn advies stelt het EESC onder meer voor om een heldere strategie uit te werken voor het steunprogramma voor structurele hervormingen en om de financiële middelen ervoor te verhogen, zonder dat dit ten koste gaat van de budgetten van andere, even belangrijke fondsen.

Meer informatie vindt u op onze website. (jk)

Buitenlandse directe investeringen vormen een belangrijke bron van groei, banen en innovatie en zijn sinds jaar en dag een essentiële voorwaarde voor een positieve economische en sociale ontwikkeling van de Europese Unie. Maar er zijn ook potentiële risico's voor de nationale veiligheid verbonden aan buitenlandse directe investeringen, en een passend kader voor de screening van deze investeringen is noodzakelijk.

"Buitenlandse investeringen in sleuteltechnologieën en gevoelige infrastructuur, zoals de energie- en watervoorziening en financiële diensten, moeten worden gecontroleerd," zegt Christian Bäumler, rapporteur voor het EESC-advies over de screening van buitenlandse directe investeringen, dat het EESC tijdens zijn zitting van 19 april heeft goedgekeurd.  De screening van investeringen in ondernemingen die van strategisch belang zijn voor de nationale veiligheid en de openbare orde in de EU is onvolledig en ongecoördineerd. Niet alle lidstaten hebben een screeningprocedure – in landen zonder dergelijke mechanismen worden de investeringen helemaal niet onder de loep genomen. Het EESC benadrukt dat een systeem op EU-niveau de verschillen tussen de lidstaten moet wegnemen en nationale en Europese belangen moet beschermen.

In de afgelopen tien jaar zijn de investeringen van derde landen in de EU aanzienlijk toegenomen, waarbij de meeste investeringen afkomstig zijn uit de VS, Canada en Zwitserland, gevolgd door Brazilië, China en Rusland. Zorgwekkend is dat sommige buitenlandse investeerders, met name staatsbedrijven, om strategische redenen Europese bedrijven met sleuteltechnologieën proberen te verwerven en willen investeren in strategische industriële sectoren, infrastructuur en andere activa die belangrijk zijn voor de veiligheid van de lidstaten en de EU als geheel.

Het EESC verwelkomt het voorstel van de Commissie voor een verordening tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Europese Unie, maar wijst erop dat de omvang van het probleem nog niet volledig bekend is, omdat de Commissie geen uitgebreide effectbeoordeling van investeringsstromen heeft uitgevoerd.

"Het voorgestelde EU-screeningmechanisme is een stap in de goede richting, maar kan de belangen van de EU en de lidstaten nog niet volledig waarborgen. Om die reden, en in dit stadium, moet het systeem niet te belastend, tijdrovend en duur worden," zegt Gintaras Morkis, corapporteur voor het EESC-advies. (sg)

Het EESC steunt de doelstellingen van de energie-unie en moedigt de Europese samenleving aan om zich volledig in te zetten voor dit project. De energie-unie is niet alleen relevant voor sectoraal beleid zoals energie, vervoer en klimaat, maar biedt een aantal kansen om Europa democratischer, samenhangender, concurrerender en rechtvaardiger te maken. Een doeltreffende energiedialoog met het maatschappelijk middenveld op EU-, nationaal, regionaal en lokaal niveau is hiervoor essentieel.

In het EESC-advies, dat werd goedgekeurd tijdens de aprilzitting, maken Toni Vidan en Christophe Quarez de balans op van de vooruitgang op het gebied van de Europese energie-unie. Het advies dient ter opvolging van het derde verslag van de Europese Commissie over dit onderwerp, dat werd gepubliceerd in november 2017.

Het maatschappelijk middenveld moet actief en permanent bij het project worden betrokken. Een doeltreffende energiedialoog vereist een gezamenlijke inspanning van alle EU-instellingen en hun leden, zowel in Brussel als ter plaatse in de lidstaten, om de voordelen en uitdagingen in verband met de energie-unie te bespreken, om burgers te betrekken bij het uitwerken van plannen voor de energietransitie en om openbare debatten te organiseren over hoe mensen zich hun energietoekomst in Europa voorstellen.

Het Comité stelt praktische oplossingen voor om de bestaande belemmeringen weg te werken: een sociaal pact voor een door burgers aangestuurde energietransitie, een Europese energie-informatiedienst, een Europees fonds voor aanpassing aan de energietransitie en een groen Erasmus Pro. (mp)

Het EESC steunt de Commissie bij haar inspanningen om de loonkloof van 16,3 % tussen mannen en vrouwen in de EU te dichten, maar stelt verdere maatregelen voor. Daarbij zou bijzondere nadruk moeten worden gelegd op het bestrijden van oude sociale en culturele stereotypen die bepalend zijn voor de keuzen van vrouwen op het gebied van onderwijs en carrière.

In zijn advies over het actieplan van de Commissie over het aanpakken van de loonkloof tussen mannen en vrouwen onderstreepte het EESC tevens het belang van loontransparantie en loonaudits in ondernemingen. Ook drong het Comité er bij de Commissie op aan geïndividualiseerde gegevens te gaan verzamelen om nauwkeurigere statistieken te kunnen samenstellen over armoede onder vrouwen. Die armoede is vaak verhuld doordat de gegevens per huishouden en niet individueel worden verzameld.

Nauwkeuriger looncijfers zouden beter onderbouwde collectieve onderhandelingen mogelijk maken, wat van uitermate groot belang is.

"Er is hier voor de sociale partners een doorslaggevende rol weggelegd: geschat wordt dat een toename van de sociale dialoog met 1 % de loonkloof met 0,16 % verkleint", aldus rapporteur Anne Demelenne.

Volgens de corapporteur voor het advies, Vladimíra Drbalová, zou de grootste vooruitgang worden geboekt als vrouwen kozen voor beter betaalde sectoren zoals de wetenschap, ICT, het vervoer of de bouw.

Het EESC wees verder nog op de belangrijke rol van de lidstaten: zij zouden meer faciliteiten voor kinderopvang en ouderenzorg moeten aanbieden en op die manier een beter evenwicht tussen werk en privéleven moeten bewerkstelligen.

Als de inspanningen van de Commissie tegen eind 2019 geen resultaten hebben opgeleverd, kan het EESC overwegen meer bindende maatregelen voor te stellen, waaronder boetes. (ll)

Om de Europese energie-unie tot stand te brengen is er behoefte aan sterkere, onderling verbonden energienetten. Alleen met goed ontwikkelde en geïntegreerde energienetten kunnen de Europese energiesystemen aan hun doelstelling voldoen, d.w.z. de Europese burgers op concurrerende wijze voorzien van betaalbare, veilige en duurzame energie.

In het tijdens de plenaire zitting van april goedgekeurde EESC-advies van rapporteur Andrés Barceló Delgado toont het Comité zich ingenomen met de Commissiemededeling over het versterken van de energienetten van Europa en wijst het erop dat er dankzij de financiële steun uit de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (CEF) een groeiend aantal projecten in de EU kon worden opgezet.

"Er is nog heel wat werk aan de winkel," zei de heer Barceló Delgado. "Het ziet ernaar uit dat vele lidstaten het streefcijfer van 10 % interconnectie in 2020 niet zullen halen. De onderliggende oorzaken van dit falen (complexe administratieve procedures, politieke gevolgen, financiering, gebrek aan maatschappelijk draagvlak) moeten goed worden aangepakt, want anders dreigen de doelstellingen voor 2030 evenmin te worden gehaald", aldus de rapporteur.

Om aandacht te vragen voor een aantal hangende kwesties doet het EESC een reeks aanbevelingen die erop gericht zijn de zaken beter te analyseren, de betrokkenen er in een eerder stadium volledig bij te betrekken en het budget te verhogen. (mp)

Bij de opzet van leerlingstelsels zou ook moeten worden voorzien in actieve deelname van de mensen die er rechtstreeks bij betrokken zijn: de leerlingen en hun organisaties. Dat is de belangrijkste opmerking van het EESC bij het voorgestelde kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen, dat volgens het EESC zal helpen om in de hele EU de lat hoger te leggen.

Organisaties van jongeren en ouders, studentenbonden, en leerlingen zelf worden niet beschouwd als natuurlijke stakeholders bij de ontwikkeling van leerlingplaatsen. Aangezien zij echter de belangrijkste begunstigden van dergelijke stelsels zijn, moeten zij worden betrokken bij de opzet, governance en uitvoering ervan. Dat staat in een advies dat het EESC op 19 april goedkeurde over het voorstel voor een aanbeveling van de Raad inzake een Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen.

De betrokkenheid van de sociale partners is essentieel, dat staat ook in het voorstel, maar eveneens essentieel is de steun van deze andere cruciale belanghebbenden, aldus het EESC, dat bij de uitwerking van zijn standpunt gebruikmaakte van de deskundigheid van het Europees Jeugdforum.

Maar leerlingplaatsen kunnen geen oplossing zijn voor de werkloosheid. Het EESC beklemtoont dat leerlingplaatsen de kans dat mensen een baan vinden, kunnen vergroten, maar dat werkloosheid een complex vraagstuk is dat vanuit verschillende hoeken moet worden aangepakt.

In het algemeen is het EESC tevreden met het voorstel, aangezien het een consensus vastlegt over wat er onder hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen moet worden verstaan en wat de belangrijkste elementen ervan zijn: een schriftelijke overeenkomst, regels voor vergoeding, werktijden, sociale bescherming, gezondheid en veiligheid enz.

De bepaling over ondersteuning voor kleine en middelgrote ondernemingen om hoogwaardige leerlingplaatsen uit te werken, en transnationale mobiliteit voor leerlingen is volgens het EESC eveneens positief.

Het EESC is bereid om vanuit het gezichtspunt van het maatschappelijk middenveld in het oog te houden hoe het nieuwe kader in de lidstaten ten uitvoer wordt gelegd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) dringt er bij de Commissie op aan de toegankelijkheid van nieuwe, schonere en betaalbare vormen van mobiliteit fors te verbeteren voor de consument en krachtiger financiële steunmaatregelen in te voeren voor het openbaar vervoer. Het advies van het Comité over het verwezenlijken van lage-emissiedoelstellingen, dat vorige week tijdens de plenaire vergadering werd aangenomen, ging in op het voorstel van de Commissie voor het effectief terugdringen van de gasemissies van het wegvervoer.

Het EESC vestigt de aandacht op de algemene, technologieneutrale aanpak van de Commissie, een aanpak die volgens rapporteur Ulrich Samm in de voorgestelde initiatieven niet consequent wordt gevolgd. Daarom wordt gepleit voor een meer flexibele benadering in plaats van bijvoorbeeld vaste emissiegrenswaarden of minimumdoelstellingen voor overheidsopdrachten. Het EESC wijst er eveneens op dat de Commissie niet alleen aandacht moet besteden aan nieuwe technologieën zoals elektrische auto's, maar ook aan het aanzienlijke potentieel voor verbeteringen van het bestaande wagenpark. (ia)

Zes jaar na de introductie van het Europees burgerinitiatief – en nadat met name het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) en andere instellingen herhaaldelijk opbouwende kritiek op het initiatief hadden geleverd en meermalen hadden opgeroepen tot verbetering ervan – heeft de Europese Commissie eindelijk wijzigingen van dit belangrijke instrument van de participatiedemocratie voorgesteld.

Tijdens de zevende Dag van het Europees burgerinitiatief van het EESC presenteerde de eerste vicevoorzitter van de Commissie, Frans Timmermans, de voornaamste wijzigingen, zoals het verlagen van de minimumleeftijd voor het ondertekenen van initiatieven van 18 naar 16 jaar en het vereenvoudigen van de gegevensvereisten.

De Dag van het Europees burgerinitiatief had als thema Working Together, om het belang van samenwerking en gedeelde verantwoordelijkheid bij het promoten van actief burgerschap te benadrukken.

EESC-voorzitter Georges Dassis verwelkomde het initiatief van de Commissie als een sprong voorwaarts wat betreft het vereenvoudigen en terugdringen van de bureaucratische rompslomp. Wel betreurde hij dat in het huidige voorstel geen grotere plaats was ingeruimd voor de follow-up. "Geslaagde Europese burgerinitiatieven moeten de aanzet geven tot dialoog en een goede follow-up op EU-niveau", beklemtoonde hij.

In zijn keynote speech onderstreepte Luca Jahier, de nieuwe voorzitter van het EESC, het belang van artikel 11 VEU, dat de Europese instellingen de verplichting oplegt in overleg en dialoog te treden met het maatschappelijk middenveld en de burgers: “Een goed functionerend Europees burgerinitiatief maakt burgers mondig. Door burgers een stem te geven en het gevoel dat ze erbij horen en een identiteit hebben, moet het initiatief helpen het vertrouwen te herwinnen en de solidariteit van het Europees project te herontdekken. Daarom heeft het EESC zich altijd nadrukkelijk uitgesproken over het Europees burgerinitiatief."

In drie workshops spraken deelnemers eensgezind de wens uit dat de EU participatiever zou worden en zij riepen de Europese en nationale leiders op te luisteren naar hun burgers. (sma)

Cillian Lohan, lid van het Europese stakeholdersplatform voor de circulaire economie en eveneens lid van het EESC, zei tijdens een door het EESC georganiseerde hoorzitting over de Europese strategie voor plastic in de circulaire economie dat technologie op zich niet zal volstaan om de transitie in gang te zetten en ook gepaard zal moeten gaan met een grootschalige gedragsverandering. Hij is ervan overtuigd dat we "een gedragsverandering kunnen aanmoedigen als we waardevolle en betaalbare alternatieven aanreiken". De aanpak van onze manier van consumeren zal essentieel zijn voor ons succes in de toekomst. Hij verwees naar de noodzakelijke transitie naar een circulaire economie en zei dat het "op het gebied van overconsumptie en verspilling zeer interessant lijkt om af te stappen van het concept consumenten, ten gunste van het concept gebruikers".

Deze belangrijke vraagstukken werden besproken door een aantal deskundigen uit verschillende domeinen. Hun voornaamste bevindingen zullen dienen als relevante input van het maatschappelijk middenveld voor het EESC-advies dat momenteel wordt opgesteld over voornoemde strategie en bijbehorende richtlijn.

door de groep Werkgevers van het EESC

Met een minuut stilte stond de voltallige vergadering van het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) stil bij de opstand in het getto van Warschau – de grootste joodse gewapende revolte van de Tweede Wereldoorlog – die 75 jaar geleden plaatsvond.

Ter gelegenheid van de herdenking hadden leden van het EESC de gele papieren narcissen opgespeld die de herinnering aan de opstand symboliseren. Op dezelfde dag werden deze papieren symbolen verspreid in de straten van de Poolse stad Warschau.

"Het is paradoxaal: naarmate Europeanen langer in vrede en voorspoed leven, herinneren ze zich minder wat de algehele doelstelling was achter de oprichting van de EU. Voor de grondleggers van de EU was dat doel 'nooit meer oorlog'", benadrukte Jacek P. Krawczyk, voorzitter van de groep Werkgevers en initiatiefnemer van de herdenking. "Deze gele narcis staat niet alleen symbool voor de slachtoffers van de oorlog. Ze moet ook een symbool zijn van verzet tegen iedere poging de gemeenschap te splijten, mensen door middel van muren te scheiden, hen vanwege hun afkomst uiteen te drijven", voegde hij daaraan toe.

Jean-Pierre Haber, een van de oprichters van het Europees Joods Informatiecentrum (Centre européen juif d'information, CEJI), riep in zijn toespraak alle vertegenwoordigers van het Europees maatschappelijk middenveld ertoe op actie te ondernemen om ervoor te zorgen dat alle Europeanen in een vrij en vreedzaam Europa kunnen leven.

Historici schatten dat tijdens de opstand en meedogenloze liquidatie van het getto, die meer dan 20 dagen duurden, 7 000 joden ter plekke werden geëxecuteerd, 7 000 naar het vernietigingskamp Treblinka werden gestuurd en 36 000 naar werkkampen werden gedeporteerd. (lj)

Sinds 18 april is Arno Metzler officieel voorzitter van groep III, voor de mandaatsperiode 2018-2020.

Hij heeft sinds 1983 een eigen advocatenkantoor in Duitsland, en vertegenwoordigt sinds 2002 de Duitse vrije beroepen in het EESC. Voordat hij groepsvoorzitter werd, was hij als vicevoorzitter verantwoordelijk voor het MKB, vrije beroepen en het reglement van orde.

Hij is een groot voorstander van Europa en gelooft sterk in de voordelen van de EU als een aanvullend niveau van bestuur en identiteit. Hij vindt het van cruciaal belang dat veel energie wordt gestoken in het 'verkopen' van Europa en diens waarden van tolerantie, pluraliteit en inclusie.

Aangezien diversiteit de kracht van onze groep is, was een van zijn eerste beslissingen als voorzitter om de naam te veranderen van groep Diverse Belangen in groep Diversiteit Europa, "een nieuwe formulering die duidelijker is, beter klinkt en laat zien dat wij trots zijn op onze diversiteit".

Het bestrijden van vooroordelen en populisme door middel van verantwoordelijkheid en diversiteit zal een van de belangrijkste prioriteiten van zijn ambtstermijn zijn. Er is al opdracht gegeven voor een studie naar de toename van populisme in landelijke gebieden, die het Comité meer inzicht zal geven in de factoren die van invloed zijn op de aantrekkingskracht van populisme op de burgers en in de manier waarop maatschappelijke organisaties dit tegengaan, zodat hun activiteiten beter kunnen worden ondersteund. De bevindingen van deze publicatie zullen in oktober worden gepresenteerd tijdens een conferentie van de groep in Oostenrijk. De heer Metzler zal zich tijdens zijn ambtstermijn ook richten op het bestrijden van vooroordelen en het bevorderen van diversiteit door middel van onderwijs.

Hij zal de komende tweeënhalf jaar worden bijgestaan door zeven nieuw verkozen vicevoorzitters: B.MILTOVIČA (LV), K. BALON (PL), S. BOLAND (IE), A. GAJDOSIK (AT), M. MACIULEVICIUS (LT), P. TRANTINA (CZ) en I. VARDAKASTANIS (EL).(ih)

 Door de groep Werknemers

De werkgelegenheidscijfers staan voortdurend op de voorpagina's. Maar bijna net zo belangrijk als hoeveel mensen er aan het werk zijn, is onder welke voorwaarden ze werken. Dit is met name van belang in het licht van de meest recente ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en de toename van het aantal atypische arbeidscontracten. Zo zijn arresten van het EHvJ nodig geweest om vast te stellen dat bijvoorbeeld Uberchauffeurs werknemers zijn en geen freelancers.

Het begrip "arbeidsvoorwaarden" omvat vele aspecten, gaande van salaris, werktijden, gezondheid en veiligheid, tot uitkeringen, specifieke taken, enzovoort; hieronder valt ook de zgn. "proeftijd", die in sommige gevallen niet langer aan zijn doel beantwoordt en slechts een manier is om goedkope en flexibele arbeidskrachten aan te werven. Het blijft echter van belang dat de werknemers deze voorwaarden van tevoren kennen en begrijpen – wat niet altijd eenvoudig is – en dat ze zo snel mogelijk op de hoogte worden gesteld van eventuele veranderingen, zodat ze voorspelbaar zijn.

Daarom stelt de Europese Commissie een verordening voor om een samenhangend kader te ontwikkelen voor het recht op informatie voor werknemers. Het voorstel bevat echter nog enkele punten die nader moeten worden uitgewerkt, zoals de definitie van "werknemers”. De snelle ontwikkeling van de arbeidsmarkt heeft geleid tot een overvloed aan verschillende "nieuwe vormen van werk", zoals werknemers die werken op basis van vouchers en platformwerkers, die met hun afwijkende arbeidscontracten niet onder de traditionele definitie van een werknemer vallen.

Dit geldt natuurlijk niet alleen voor de "nieuwe vormen van werk": atypische arbeidscontracten zoals nul-uren-contracten en gedetacheerd en huishoudelijk personeel bestaan al lang. Hierbij is meestal sprake van een zeer geringe voorspelbaarheid van de arbeidsvoorwaarden, waardoor het evenwicht tussen werk en privéleven in de praktijk zeer moeilijk te realiseren is. Voorspelbaarheid maakt het ook mogelijk om werk en studie te combineren, of om er nog een andere parttime job naast te doen.

In al deze gevallen zijn collectieve onderhandelingen de sleutel tot goede arbeidsvoorwaarden, en hiernaar wordt dan ook terecht verwezen in het voorstel. Zeker nu flexibele" voorwaarden steeds gebruikelijker worden met de verspreiding van nieuwe arbeidsvormen, zijn duidelijke en inclusieve definities van werknemers en werkgevers nodig om ervoor te zorgen dat de wetgeving voor werknemers niet simpelweg wordt omzeild door de nieuwe arbeidsvormen, en dat de nieuwe realiteit (zoals levenslang leren en de daarmee gepaard gaande opleiding die door de werkgever wordt betaald) geen extra belasting vormt voor werknemers.